Wonderlijk genoeg bleef tijdens de Tachtigjarige Oorlog de handel op Zuid-Europa gewoon doorgaan.
Ondanks de opstand van de op vrijheid beluste Hollanders verbood de Spaanse koning Philips II de handel
met de ‘ketters’ niet. Het grootste gevaar voor de schepen werd gevormd door de Engelse kapers,
die veel schade toebrachten aan onze handelsvloot.
Een beeld van de Hoornse najaarsveemarkt, zoals die nog steeds wordt gehouden op de tweede
dinsdag en woensdag van november op de Veemarkt en omgeving
(AWG).
De verschillende handelscompagnieën die al op Indië voeren, sloten zich in 1602 aaneen
in de Verenigde Oostindische Compagnie. Hoorn kreeg een eigen ‘ketters’kamer’ en een
vertegenwoordiger in het bestuur van de Compagnie. Dank zij de machtige positie die de V.O.C. zich wist
te verwerven in de wereldhandel, kon de stad in de daaropvolgende jaren tot grote bloei komen. De V.O.C.
verkreeg het handelsmonopolie op alle gebieden ten oosten van Kaap De goede Hoop en ten westen van Kaap
Hoorn. De schepen voeren naar de Perzische Golf, Ceylon, de Indische archipel en Japan.
Een koekplank voor het maken van de traditionele koetaai. Een bakker in de Grote Havensteeg
kwam omstreeks 1700 op het idee tijdens de veemarkt een speciale lekkernij op de markt te brengen.
Zijn produkt vond gretig aftrek en wordt nog steeds volgens oud recept gemaakt met roggemeel, karnemelk
en honing (WFM).
De bewindhebbers van de V.O.C. stelden in Azië een gouverneur-generaal aan, die de opdracht kreeg
het specerijenmonopolie te verwerven. De handel in specerijen kon ongehoorde winsten opleveren, maar
ook de Engelsen en de Portugezen waren daarop belust. Het was gouverneur-generaal Jan Pietersz. Coen
die het gezag van de V.O.C. op doeltreffende, maar bijzonder hardhandige wijze wist te vestigen. Coen
hanteerde een eenvoudige stelregel: ‘ketters’Wij moeten 't met de wapenen en dwang hebben,
of sullen op de duym fluyten’. Na een zware strijd met Engelsen, Portugezen en inlandse vorsten
stichtte hij in 1619 Batavia op de rokende puinhopen van een voormalige Javaanse stad. Om het monopolie
van de nootmuskaat- en foeliehandel te verkrijgen, werd de bevolking van de Banda-eilanden grotendeels
uitgeroeid.
Op deze foto uit omstreeks 1910 ligt een veeschip afgemeerd aan de Nieuwendam. In die tijd
kwamen heel wat keuterboertjes uit het oosten des lands naar de Hoornse koemarkt. Ze kochten er jonge
koeien om die vet te mesten en het volgend jaar weer te verkopen. Met dit ‘opzetten’
probeerden ze hun schamele inkomsten wat te vergroten (Coll. W.F.H. Robat).