… onderhoud, Hoorn met zijn aandeel in de gemeenschappelijke som zou kunnen
volstaan. 1
In dit laatste decennium der 15e eeuw weerklinkt een krachtiger protest tegen de privileges der geestelijkheid
in zake belastingbetaling en tegen de toename van geestelijk grondbezit. In 1498 gelastte Philips op verzoek
van Hoorn, dat niemand binnen een mijl afstand van de stad aan kloosters of geestelijke personen land mocht
verkoopen (zie blz. 48). 2
Het was noodig, want van de 200 morgens om de stad gelegen waren reeds 80 geestelijk bezit
geworden. 3
In 1499 schonk de hertog gehoor aan de klacht van de Hoorn sche magistraat over een beslissing van het
Hof van Holland, dat verbood lasten te heffen van goederen van het St.-Ceciliaconvent en gebood hij den
eersten deurwaarder van den Grooten Raad den stadhouder, het Hof van Holland, benevens pater, mater en
voogd van het convent te dagvaarden. 4
In Augustus van hetzelfde jaar werd den deurwaarder bevolen schout en schepenen van Hoorn aan te zeggen,
dat zij de pachters van de erven, toebehoorend aan de derde orde van St.-Franciscus dwingen zouden de
verschuldigde schotrente te betalen, aangenomen, dat de toedracht door burgemeesteren gegeven juist
zou blijken te zijn. 5
Het resultaat van deze bemoeiingen van den landsheer was een arbitrale uitspraak van Adriaen van Appeltern,
bisschop van Sebasten c. s. in het geschil tusschen de stad en de kloosters, waarbij werd bepaald, dat
de conventen van St.-Katharina, St.-Agnes en St.-Geertruida 14 jaren in de lasten der stad zouden
bijdragen. 6
Tot nog toe is verzuimd meer in het bijzonder de schutterij in Hoorn te memoreeren. Reeds in 1444 waren
er lieden, die zich oefenden in het gebruik van hand- en voetboog, zonder twijfel de kiemen van de
later georganiseerde schutterij. In een keur van 1502 wordt vermeld, dat de stad de schutters 5 pd.
per jaar betaalt en ze vrijstelt van de accijnzen op den wijn en het bier, dat zij consumeeren; 7
in ruil daarvoor moeten ze dan …