Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Van rijmen en dichten (7)

Maar hij laat plaats voor een andere suppositie:

"Daar liep een Kil langs lis en riedt
Versiert met Kreupelbosch en boomen,
Die hunnen kristallynen vliedt
Quam storten in de zoute stroomen:
Een KIL, doch Hoorenswijs gekromt,
Waar door misschien haar' titul bromt 1)."

Na deze en andere historische voorbereidingen begint de dichter zijn wandeling bij de Koepoort, waarvan hij zegt:

"Zij heet de Koepoort, en misschien,
Dat buiten langs grasryke Weiën
Het melkryk vee, zoo verwe zien,
Met volle jadders 2) zich verspreiën
Tot nut des huismans, die de Stad
Voedt met het uitgeperste nat."

Koepoort

De dichter wandelt nu de Koepoortsweg op:

"De Voorstadt, die gy hier beschout
Verdeelt in tweederleië weegen,
Vertoont zich als een sierlijk Hout 3),
Wier luister nu in top gesteegen
Myne oogen leidt, daar Chais 4) en paardt,
Karroszen 5), Faëtons 6), Charetten 7),
('t Welk veel' bespiegelingen baart)
Den Wandelaar doen naarstig letten
Op d' Adeldom, en hunnen staat,
Hunn' swier, en prachtig Rygewaadt."

1) De etymologie van "Hoorn" is "hoek", waarschijnlijk de hoek, gevormd door het Hoornse Hop. Het gaat dus noch om de Hoorn des overvloeds, noch om de "hoorenswys gekromde kil".
2) Uiers.
3) Bos.
4) (Frans: chaise) Sjees; licht tweewielig hoog rijtuig met kap.
5) Rijtuig op riemen.
6) Licht open rijtuig op twee of vier wielen.
7) Letterlijk "karretje"; bedoeld wordt een open luxe-rijtuigje, tweewielig, met twee of vier zitplaatsen.