Het interieur van de Grote Kerk, in 1695 geschilderd door C.J. Uyt den Ruyghen. In de middeleeuwen was
het koor met het hoogaltaar de belangrijkste ruimte. Vaste banken waren er niet. Na de Hervorming werd
de kerk ingericht voor de dienst van het woord, met de preekstoel in het schip als centrale plaats.
Rond de zuilen zijn herenbanken te zien. De overige ruimte werd vóór de kerkdiensten met
stoelen opgevuld door speciale stoelenzetsters. De plank in het midden geeft de plaats aan waar een
gangpad vrij moest blijven (WFM).