Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Een dievenbende opgerold die West-Friesland onveilig maakte

Berichten uit het Oud Archief van Hoorn - Nr. 1
Oud Rechterlijk Archief Hoorn - Anno 1692

In deze uitgebreide rechtszaak uit 1692 worden achtereenvolgens zes gevangenen berecht en veroordeeld.

(De onderstreepte woorden worden aan het slot verklaard.
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
De transcriptie van de tekst wordt voortgezet onder de afbeelding.)

p. 1
De zaak tegen Anna Orfel

Alsoo Mr. Franchois van Bredehoff Heere van Oost-
huijsen etc. hoochschout deses stats, uijt de naem
en vanwegen de Heeren van Hollant en West-
Vrieslant causeerde Anna Orfel alias Grijscon
soo sij voorgeeft, geboren in Munsterlant in een
klooster, out omtrent 27 jaren, voor een
heijdinne heaer uijtgevende, proponerende alsoo
sij gevangene van der jeucht aen sich heeft
begeven tot een boos, quaet en goddeloos leven
haer niet ontsiende de goede luijden haer goederen
te besteelen, sulx dat sij nu omtrent negen
jaren geleden is gegeesselt tot Leeuwaerden ende

p. 2
voor eeuwich aldaer gebannen ende naderhant wederom
om haer begane dieverijen en huijsbrekinge, beneffens
haer susters Marij Jans geboortich van Hattem in Gelder-
lant, en Margriet Jans van Graffers bij der stadt
Campen in Overijsselt twee infame hoeren ende
diefeggen op den 25 Augusti anno 1685 bij gesworen
welgeboren mannen van Rijnlant is gegeesselt, ge-
brandmerckt met de strop om de hals over begane
huijsbraeck, en gebannen voor de tijt van vijf en twin-
tich jaren uijt den lande van Hollant en West Vrieslant
soo wijt en sijt de palen derselver sijn uijtstreckende
welck bannissement sij gevangene niet en heeft
geöbedieert noch geëstimeert, maer is echter in
haer godtloos, quaet, diefachtich leven en huijsbreken
volhart, dat sij gevangene nu onlangs geleden tot
Enckhuijsen uijt een koussewinckel heeft gestolen
drie paer koussen, doen noch tot Enckhuijsen gestolen
dicht bij het hooft uijt een kleijn winckeltje de
sijde en het lint: ende in de Streeck een paer
schoenen, nemende deselve van de groep van de
koestal af, noch heeft sij gevangene gestolen uijt
een huijs in Lutjebroeck een kooperen keteltje,
heeft sij gevangene noch bij haer quaet voornemen
blijvende haer niet ontsien op Sondach sijnde den
vijfden October in 't dorp Swaech gelegen onder
deses stadts jurisdictie onder de predikatie des
namiddachs de klock over twee uren te gaen aen
een huijs, en een papiertje dat voor de ruijte
geplackt was, afgescheurt, de arm daer deur
gestoocken, de twee binnenramen als mede 't
venster losgemaekt met intentie om in het
huijs te klimmen en daer goet uijt te steelen
en voor 't venster geleijt een schoof tacken dat
daer omtrent was nae dat vooraf noch een
pael onder dat bos hadde geheijt, en oock een
pael genomen daer sij mede sterck tegen de
weegh van het huijs aen quam te stooten om
daerdoor te vernemen, of oock volck in huijs
of een hont was, om met meerder gerusticheijt
en securiteijt in 't voorsz. huijs te klimmen ende
daer te steelen, dat haer grootmoeder Anna
Maria mede een heijdinne op schildwacht stond
alsoo sij de voorsz. hare voorgenomene huijsbraeck

Klik op de afbeelding voor een vergroting.

p. 3
met haer had overgeleijt en oock bij haer voor goet
gehouden wierd, en met sij daermede doende was
quam het meijsje van 't huijs op slagh en belette
dat sij gevangene tot haer voornemen niet quam
heeft sij gevangene doen het voorsz. venster wederom
aengeduwt, is voorts weghgegaen en de voorsz. haer
grootmoeder die vooruijt liep gevolgt.
Noch heeft sij gevangene des Maendaechs daeraen
volgende op de Wognummer wegh haer vervoegt
aen een huijs staende bij Gaergoets boomgaert
omtrent des morgens de klock negen uren siende
datter op de stoel lagh een schorteldoeck en om dat
selve, en meer andere goederen te bekomen het
venster heeft soecken open te krijgen, krabbende
soo lange met haer nagels, dat sij het venster los
kreegh, en is doen in 't huijs geklommen en het voorsz.
venster van binnen toegedaen, omdat de menschen
van buijten het niet souden sien, dat sij in huijs was,
nemende doen het schorteldoeck van de stoel nae haer
en soo in huijs sijnd, isser gekomen seker huijsman
met een wagen die bericht wierd dieven in 't
huijs te sijn, is daer in geklommen, 't welck sij gevan-
gene hoorende is door schrick en angst in de
kelder gekroopen, en daer weder uijtgehaelt.
Alle 't welcke sijnde saken van quade consequentie ende
gevolge, streckende tot onveijlicheijt van de goede
luijden haer huijsen en goederen tot turbatie
van de gemeene ruste, sijnde de voorsz. dieverijen
ende huijsbrekingen begaen van een persoon waer inne
geen deminste hope van beterschap te verwagten
is, welck geensins in een lant of stadt van goed
justitie kunnen of mogen werden geleden, maer
soodanige dieven en huijsbreeckers andere ten
exempel swaerlijck gestraft behoorden te werden
in conformite van de placaten deser landen
concluderende dat sij gevangene sal werden
gecondemneert omme alhier ter stede gebragt
te werden ter plaetse daer men gewoon is de
excutie van criminele justitie te doen ende
aldaer met een koorde aen galgh te aen-
schouw van een ijder gestraft te werden datter
de doot na volgt, ende voorts gecondemneert
in de kosten ende mijsen van jusititie.

Uitspraak en vonnis
Soo ist dat schepenen gehoort hebbende des gevangenens

p. 4
bekentenisse ende versoeck van gratie voor rigeur
van justitie
end advis van de heeren burgemeesteren
regt doende de voorsz gevangene gecondemneert
hebben en condemneren haer mits dese met de
bast of strop om de hals int openbaer wel strengelijck
tot uijtstortinge van bloede gegeeselt te werden
en met wapen ijser deses stads gebrantmerkt
en voorts aen stonts te vertrecken uit de lande
van Hollandt ende Westvrieslandt en bannen
haer leven lange daer uijt te blijven sonder
inmiddels daer in weder te mogen komen op paine
van swaerder straffen condemneren de gevangene
mede in de costen en de mijsen van justitie.
(De gevangene wordt dus niet ter dood veroordeeld, zoals geëist, maar gegeseld, gebrandmerkt en levenslang verbannen.)

Actum den 22 october 1692
(Ondertekening etc. onleesbaar)

De zaak tegen Anna Maria, de moeder van Anna Urfel
Idem uijt den name ende van wegen als voren
causeerde Anna Maria alias Nane geboortigh
van Gent, out omtrent vijftich jaren, haer voor
een heijdinnen uijtgevende jegenwoordich gevangen
proponerende alsoo sij gevangene van der jeucht
aen spinnen had geleert met welck hantwerck
sij haer eerlijck had behooren te generen, heeft ter
contrarie haer begeven tot steelen en verscheijdene
diefstallen volgens haer bekentenis begaen ende
mede al over eenige dieverijen tot Leeuwarden
benevens haer dochter Anna Urfel is gegeesselt ende
gebannen: 't sedert welcke straffe sij haer had behooren
te beteren, doch is sij gevangene naderhant met haer
dochters, met namen Marij, Margriet Jans en Anna Orfel
jegenwoordige gevangenen alhier, alle infame hoeren
diefeggen en huijsbreecksters door 't lant is geloopen,
onder schijn van aelmoessen van de goede luijden te bidden,
deselve haer dochters raet ende daet heeft gegeven, op
wat maniere best de goederen te steelen en huijsbraken
te doen, dat sij gevangene wanneer de voorsz. hare
dochters om de buijt uijt waren, sij de kinderen van de
selve bewaerde en oppaste op dat sij niet verspiet soude
werden, en heeft sij gevangene 't gestoolen goet met
haer helpen verkoopen ende de penningen daer van
komende met malkanderen gedeelt: Dat sij gevangene
seer wel kennisse heeft gehadt van de goederen gestoolen
nu onlangs bij haer voorsz. dochter Anna Urfel soo tot
Enckhuijsen, Lutjebroeck, als in de Streeck dat sij
gevangene mede haer voorsz. dochter heeft aengeraden

p. 5
de huijsbraeck in Swaech te doen, en dat sij alsdan
met haer dogters kint op schildwacht stond, en soo
drae bemerckte dat haer dogter betrapt
wierd, si sij wegh gegaen aner de Swager kerck
en is sij gevangene van daer met de voorsz. haere
dochter gegaen naer Keern en gekomen sijnde ontrent
de gaergoets boomgaerd, alwaer deselve hare dogter
een huijsbraeck deed, heeft sij doen mede het
kint bij haer gehouden. Al 't welcke sijnde
saken van seer quaden gevolge, die in een lant van
goede justitie niet behoorden geleden te werden
maer anderen ten affschrick, en tot voorkominge
van alle dieverijen en heelreijen, exemplaerlijck
te werden bestraft. Concluderende dat
sij gevangene gecondemneert sal worden wel
strengelijck in 't openbaer tot uijtstortinge
van bloede geesselt te werden, gebrantmerkt
met het wapenijser deses stadts, als mede de strop
om de hals, en gebannen te blijven, uijt den
lande van Hollant en Westvrieslant voor den
tijt van vijf en twintich jaren, met de
kosten en mijsen van justitie.

(Uitspraak en vonnis)
Soo ist dat
schepenen gehoort hebbende des gevangenens
bekentenisse ende versoeck van gratie
voor rigeur van justitie ent advis van
de heeren burgemeesteren regt doende
de voorsz. gevangene gecondemneert
hebben ende condemneren mits
desen int openbaer wel strengelijck
tot uijtstortinge van bloede gegeeselt
te werden ende met het wapen ijser deses stadts
gebrantmerkt, en voorts aen stonts te vertrecken
uijt de lande van Holland ende Westvriesland
en banne deselve daer uijt te blijven den
tijt van vijf en twintigh eerstkomende en
achter een volgende jaaren, sonder inmiddels
daer in weder te mogen komen op paine
van sware straffe, condemneren de
gevangene mede in de coste en mijse
van justitie.
Actum ut supera fute als voren,
ende noterende de tijt der gevanckenijse is mede
van 20 dagen ende (onleesbaar)

p. 6
De derde gevangene in deze zaak: IJsaacq Jacobsz
Idem uijt de naem ende vanwegen als boven causeer-
de IJsaacq Jacobsz door de wandeling genaemt
Weeles van Hoefem bij Hamburgh, hem uijtgevende
voor een heijden, out omtrent 32 jaren,
hebbende een bijsit genaemt Anna Urfel jegen-
woordich mede gevangene, sijnde een snoode hoer,
diefegge en huijsbreeckster, bij de welcke hij gevan-
gene geprocreeert heeft een kint, loopende met
deselve vagabunden ten platten lande, dat hij
gevangen oock kennisse heeft gehat van het steelen
bij deselve Anna Urfels begaen soo tot Enckhuijsen
Lutjebroeck, als in de Streeck, en hem uijtgegeven
te wesen een heijdense geneesmeester, en dat hij bij
de voorsz. Anna Urfel soo casueel nu eerst was
gekomen, haer noch de anderen noijt te hebben
gekent, dat hij gevangene naderhant verklaerde
twee geboden met haer gehadt te hebben, doch
noijt getrouwt; 't welck sijnde saecken streckende
tot overlast van de goede ingesetenen, en tegens
alle goede seden en manieren, waer onder
dieverijen en andere quade saecken komen te loopen
die in een lant van goede justitie niet behoorden
geleden te werden, maer anderen ten exempel
swaerlijck gestraft. Concluderende dat hij
gevangen wel strengelijck tot uijtstortinge van
bloede in 't openbaer gegeesselt sal worden, ende
voorts gebannen uijt den lande van Hollant en
West Vriesland voor den tijt van vijf en twintich
jaren, sonder immiddels daerinne weder te mogen
komen op poene van swaerder straffen, met de
kosten en mijsen van Justitie.

(Uitspraak en vonnis)
Soo ist, dat
schepenen gehoort hebbende des gevangenens beken-
tenisse ende versoeck van gratie voor rigeur
van jusititie en 't advis van de heeren burgemeesteren
regt doende de voorsz. gevangene gecondemneert
hebben ende condemneren mits desen int
openbaer wel strengelijck tot uijtstootinge van
van bloede gegeeselt te werden en aenstonts
te verbannen uijt de lande van Hollandt ende
Westvrieslandt en binnen deselve daer uijt te
blijven den tijt van vijf en twintigh eerst komende
en aghter een volgende jaaren, sonder inmiddels
daerin weder te mogen komen op poene van swaerdere
straffe condemneren de gevangene mede
in de costen en mijsen van justitie.
Actum ut supra fute als voren en heeft oock
20 dagen gevangen geweest .... nihil hebben.

p. 7
De vierde gevangene in deze zaak: Albert Claesz de Vries
Idem uijt den naem ende vanwegen als voren
causerende Albert Claesz De Vries geboortich van
Leeuwarden out omtrent 45 jaren, jegenwoordig
gevangen, proponerende alsoo hij gevangene
sijnde een tuijnier van sijn ambagt, en in
plaets daer mede sijn kost eerlijck te winnen
heeft hem niet ontsien onder pretext van
bedelen de goede luijden haer goederen te bestelen
verkeerende bij vagabonden, dieven ende lantloo-
pers, voorgevende in 't bedelen maer een hant te
hebben om door dat middel wat meerder
almoessen te verkrijgen; noch heeft hij gevangen
verscheijdene diefstallen en huijsbraecken begaen
onder anderen heeft hij gevangen in de Schermeer
op een hofstede het wagenhuijs beneffens sijn swager
Coenraet met een hackmes en andere instrumen-
ten opgebroocken, steelende daer uijt de hoenders,
in verscheijdene tuijne tot Alckmaer geklommen
onder andere met de voorn. sijne swager Coenraet
sijnde mede een vagabond en lantlooper in een
tuijn sijnde met het voorn. hackmes en andere
instrumenten opgebroocken het venster, alsmede
de deur van 't tuijnhuijsje en daeruijt alles
steelende, aen de Huijgendijck opgebroocken de boedt
het slot mede genomen en de hoenderen gestoolen
noch met hulp van de voorsz. sijne swager, seecker
huijsje buijten Alckmaer bij de treckschuijten des
nagts met het voorsz. hackmes en andere instru-
menten open te breecken, afslaende tot dien
eijnde de hengsels, waermede de vensters van 't
voorsz. huijsje waren gesloten en alsoo daerdoor de
selver vensters niet wilden opengaen met groote
force en gewelt de krammen daer de grendels
in slooten daer af gekregen en sulx uijt het selve
huijsje veele goederen te steelen; noch had hij
gevangen op deselve tijt of daer omtrent
beneffens eenen Jan de Kuijper des nagts door
een venster van de huijsinge van eenen Grietje
wonende buijten 't waterpoortje van Alckmaer
te steelen een bed en meer andere goederen,
dat hij gevangen noch van een bleeckerij had
gestoolen verscheijden lijnwaer, 't selve begravende
in seeckere mishoop op 't lant, waerover in
dese jare 1689 tot Alckmaer met strengelijck

p. 8
is gegeesselt en gebannen 't welck hem had behooren
te doen afschricken van sijn vorige quaet leven, en
te brengen tot een beter is hij egter daer in
blijven volharden, gelijck hij gevangen dan heeft
bekent buijten pijn en banden, op den 6 October
1692 op Keern agter een boeren huijs van een
veltje gestolen te hebben twee hembden, een
laken met een schorteldeock 't welck hij gevangen
in sijn broeck bergde, daerenboven heeft hij
gevangen niet geobedieert sijn bannissement
voor den tijt van tien eerstkomende jaren
uijt Hollant en West Vrieslant; al 't welck sijnde
saken die in een lant van goede justitie niet
komen noch mogen werden geleden, maer ten
exempel van alle andere dieven, huijsbrekers,
vagabonden en lantloopers swaerlijck behoorde
te werden gestraft. Concludeerde dat hij
gevangen wel strengelijck in 't openbaer tot
uijtstortinge van bloede sal werden gegeesselt
met de strop om de hals en met het wapen-
ijser deses stats gebrantteeckent, en gebannen
uijt den lande van Hollant en West Vrieslant
voor den tijt van vijf en twintivh jaren, sonder
immiddels daer inne weder te komen, op poene
van swaerder straffe, met de kosten en mijsen
van justitie.

(Uitspraak en vonnis)
Soo ist dat schepenen gehoort
hebbende des gevangenens bekentenisse ende
versoeck van gratie voor rigeur van justitie
ent advijs van de heeren burgemeesteren
regt doende de voorsz. gevangene gecon-
demneert hebben en condemneren ...
mits desen int openbaer wel strengelijck
tot uijtstortinge van bloede gegeeselt
te werden en aenstonts te verbannen uijt
de lande van Hollandt en West Vriesland
en banne deselve daer uijt te blijven de
tijt van vijf en twintigh eerstkomende
en achter een volgende jaaren sonder
inmiddels daer weder in te mogen komen op
paine van swaerder straffen, condemneren
de gevangene mede in de costen en mijsen
van justitie.
Actum en jure als voren en heeft de
gevangene .... in alles als voren.

p. 9
De vijfde gevangene in deze zaak: Jacobus Lugger
Idem uijt den name ende van wegen als boven
causeerde Jacobus Lugger, geboortich van Gent
out omtrent dertich jaren, jegenwoordich
gevangene, sijnde van sijn hantwerck een draeijer,
en stoelenmatter mitsgaders ervaren tot het
insetten van tanden, en in plaetse dat daer mede
sijn kost eerlijck had behooren te winnen, heeft
sich niet ontsien uijt loutere luijicheijt ende
boosaerdicheijt sich te begeven tot fameuse
dieverije en practijcquen om de goede luijden
het hare te berooven, gelijck hij dannu omtrent
ses weecken geleden, als wanneer hij gevangene
met sijn vrouw Margriet van den Bergh
jegenwoordich medegevangene binnen dese stadt
is gekomen, heeft gestolen uijt een burgers-
winckel twee stucken boeren pijgoet, mitsgaders
noch een stuck servetgoet, waer mede naer
Amsterdam sijn vertrocken, en 't selve aldaer
hebben verkogt, het pijgoet voor vier en een
halve stuijver en het servetgoet voor drie
en een halve stuijver de el; dat verders
nu omtrent drie weecken geleden hij gevangene
met de voorsz. sijne huijsvrouw weder alhier
over Purmerent (doch eerst aldaer gestoolen
in een uijtdraegsters winckel een stuck linnen
onder pretext en voorgeven van eenige andere
waren te willen koopen die sij niet en had) is
overgekomen veijlende 't voorsz. stuck linnen te
verkoopen voorgevende, om het koopers
smakelijck te maken, dat sij 't selve hadden
geruijlt tegens kant en dassen seggende sulx
haer negotie te sijn, hebbende op die frauduleuse
en bedriegelijcke voorgifte bij verkoopinge van 't
selve gekregen achtien a negentien schellingen.
Dat hij gevangene verder op den 13e deses maents
October omtrent half agt uren met de
voorn. sijne vrouw is gekomen op Smerichorn
binnen dese stat aen 't huijs van een sijdewinckelier
alwaer de winckel was uijtgeslooten, kloppende
daer aen, om alsoo te sien of het volck bij der
hant en op haer hoeden was, en niemant
voor komende heeft hij de deur open gedaen
en sijn met haer beijden in huijs gegaen alwaer
hij gevangeme uijt de laegh heeft genomen en
gestoolen twee stucken sarsies, bergende deselve
aenstonts onder sijn mantel, en naderhant

p. 10
heeft hij deselve buijten de poort sijnde in sijn reijssack
gedaen, waermede doen benevens sijn voorsz. vrouw
is gegaen naer 't Hooft op de Veermanskaij in de
herbergh De Rode Leeuw, versoeckende daer te
mogen logeren hebbende voorsz. reijssack met
de twee stucken goet daer laeten blijven, waer
op om haer diefstal verder te vervorderen sijn
uijtgegaen en gkeomen op het Oude Noort
alhier ten huijse van een andere sijdewinckelier
alwaer geen volck bij de hant siende, hij gevangene
een stuck sarsie heeft gestoolen, en onder sijn man-
tel mede genomen; waer nae hij gevangene
met sijn vrouw is gegaen naer de voorsz. herberg
haelende daervandaen de voorsz. sijne reijssack
met de eerst gestolen goederen, met intentie
en meningen daer mede de poort uijt te gaen
doch agterhaelt werdende, heeft het twede
gestolene goet gerestitueert en wederom gege-
ven, soeckende het eerst gestolene noch te houden
't welck bekent was, hem doen mede is afgeno-
men. Al 't welcke sijnde saecken van een seer
quade consequentie, die in een lant van goede
justitie niet konnen noch vermogen geleden te
werden, maer ten exemple van alle andere
dieven behoorde te werden gestraft. Conclude-
rende dat de voorsz. gevangene wel strengelijck
in 't openbaer tot uijt stortinge van bloede sal
werden gegeesselt en met het wapenijser
deses stadts gebrantteeckent, en gebannen uijt
den lande van Hollant en West Vrieslant voor
den tijt van 25 jaren, sonder immiddels daer
innen weder te mogen komebn, op poene van
swaerder straffe, met de kosten en mijsen van
justitie.

(Uitspraak en vonnis)
Soo ist dat schepenen gehoort hebbende
des gevangenens bekentenisse ende versoeck
van gratie voor de rigeur van justitie met
advis van de heeren burgemeesteren regt
doende de voorsz. gevangene gecondemneert
hebben, en condemneren hem mits desen
int openbaer tot uijtstortinge
van bloede gegeeselt te werden, en aenstonts
te verbannen uijt den lande van Hollandt
ende West Vrieslandt en banne deselve daer uijt
te blijven den tijt van de eerst komende en
achter een volgende jaaren sonder inmiddels
daer weder in te mogen komen op poene van swaerder
straffen, condemneren de gevangene mede in
de costen en mijse van jsutitie.
Actum en jure als voren en verclaert 13 dagen gevangene
geweest te sijn .. .. nihil hadde.

p. 11
De zesde gevangene in deze zaak: Margriet van den Bergh
Idem uijt den naem ende wegen als boven cau-
seerde Margriet van den Bergh geboortich
buijten Kortrijck van Wavingen out omtrent
28 jaren, getrouwt met Jacobus Lagger jegen-
woordich gevangen, alsoo sij gevangene van der
jeucht aen had geleert kanten te maken, met
welck hantwerck sij behoort had haer eerlijck
te geneeren, heeft sij ter contrarie haer
niet ontsien te begeven tot een luij, ledigh
en diefagtich leven, de voornoemde haere
man in sijne begane diefstallen te assisteren
gelijck sij dan beneffens deselve nu omtrent ses
weecekn geleden binnen dese stadt in een
burgers winckel is gekomen onder schijn van
daer ijets te koopen, dat doen bij hem daer
uijt is gestoolen twee stucken boere pijgoet,
mitsgaders noch een stuck servet goet, dat soo
drae hij de buijt had, is sij gevangene uijt het
voorsz. huijs sonder ijets te hebben gekogt ende
voorts met haer man en 't gestolen goet
vertrocken na Amsterdam alwaer sij 't selve
hebben verkogt, namentlijck het pijgoet voor
vier en een halve stuijver en het servet goet
voor drie en een halve stuijver de elle. Dat
sij gevangene nu omtrent drie weecken geleden
benevens haer man over Purmerent (alwaer sij
ewerst met hem is gegaen in een uijtdraechsters
winckle onder pretext en voorgeven van
eenige waren te willen koopen, hij daer uijt
heeft gestoolen een stuck linnen, dragende
't selve onder sijn mantel) daer mede alhier
is gekomen, 't welck sij gesamnetlijck binnen
dese stadt veijlende, en naderhant verkoopende
voorgevende om het de koopers smakelijcker
te maken dat sij 't selve haden geruijlt
tegens kant en dassen, seggende dat sulx

p. 12
haer negotie was, hebbende over die frauduleuse ende
bedriegelijcke voorgevinge bij verkoopinge daervoor
gekregen 18 a 19 schellingen. Dat verders op den
dertiende deses maents s'morgens omtrent half
acht uren sijn gekomen op Smerichorn binnen
dese stadt ten huijse van een winckelier alwaer
de winckel was uijtgesloten, kloppende sij gevangene
daer aen, om alsoo te sien of het volck al bij der
hant en op de hoede was, ende deselve niet
voorkomende, heeft sij de onderdeur opengedaen
ende sijn doen gesamentlijck daer in gegaen, alwaer
bij haer voorsz. man op haer aenradings uijt de
laegh heeft genomen ende gestolen twee stucken
sarsies, die hem eerst onder de mantel
verborgen wierden, sijn doen vandaer gegaen
en gekomen buijten de poort heeft hij deselve
in sijn reijssack gedaen van waer gegaen sijn nae
de herbewrgh De Roode Leeuw bij 't Hooft op de
Veermans kay alhier, alwaer sij versogten te mogen
logeren, hebbend aer haer reijssack met het gestolen
goet laeten blijven, waerop om haere diefstallen
verder te vervorderen ende in 't werck te
leggen, sijn uijtgegaen en gekomen op het Oude
Noort wederom ten huijse van een sijde-
winckelier, alwaer geen volck bij der hant siende
door haer voorsz. man heeft laten steelen een
stuck sarsies, behendich onder sijn mantel doende
mede is weghgegaen, en met haer beijde daer mede
gekomen sijnde aend e voorsz. herbergh, haelende
daer vandaen haer reijssack met de eerst gesto-
len goederen, soeckende met alle deselve de poort
uijt te gaen, doch achterhaelt wordende hebben
het laest gestolen goet gerestitueert, soeckende
het ee rste noch te behouden, 't welck bekent
sijnde haer mede is afgenomen. Al 't welcke
sijnde saecke van een seer quaden gevolge, die in
een lant en stadt van goede justitie niet konnen
noch behooren geleden te werden, maer ten
exempel van alle andere dieven en heelsters
exemplaerlijck gestraft. Concluderende dat sij gevan-
gene wel strengelijck tot uijtstortinge van bloede
int openbaer sal worden gegeesselt, en gebannen
uijt den lande van Hollant en West Vrieslant
voor den tijt van 25 jaren, sonder immiddels
wederom dear in te komen, op poene van

p. 13
swaerder straffe, met de kosten en mijsen
van justitie.

(Uitspraak en vonnis)
Soo ist dat schepenen gehoort
hebbende des gevangenens bekentenisse
ende versoeck van gratie voor rigeur van
justitie, met advis van de heeren burgemeesteren
regt doende de voorsz. gevangene gecondem-
neert hebben en condemneren haer mits
dese int openbaer gebracht te werden
met roede om haer hals om al daer ten
aen schouwen de justitie die gestraft sal werden
aen alle de voren gevangenen en voorts aenstonts
te vertrecken uijt de lande van Hollandt
ende West Vrieslant bannende haer
daer uijt te blijven den tijt van tien
eerst komende en achtereen volgende
jaaren sonder inmiddels daer weder
in te mogen komen, op poene van swaerder
straffe en condemneren de gevangene
mede in de costen en mijsen van justitie.
Actum en fute als voren en verclaert
gevangene 13 dagen gevangen te sijn geweest ....
....

Woordverklaringen
causeren - in rechte aanspreken, aanklagen
conformite - overeenstemming
condemneren - veroordelen
estimeren - op waarde schatten
gratie voor rigeur van justitie - gratie ter beoordeling van de genadige gestrengheid van justitie
mijsen - bepaalde kosten van justitie
obediëren - gehoorzamen
op poene van - op straffe van
rigeur - strengheid, hardheid
sarsie - serge, een ijzersterke katoenen stof
ter contrarie - in tegendeel, daarentegen
turbatie - beroering
proponeren - voorleggen
placaten - wetten, regels

Bron
Westfries Archief, Hoorn
Toegangsnummer 0003
Oud-rechterlijke en weeskamer archieven
Gewone rechtspraak
Hoorn
Sententiën, 1454-1811
inv. nr. 4518

Transcriptie gemaakt door Frans Kwaad,
26 mei 2011