Reeds in 1868 klaagden J. van Lennep en J. ter Gouw over de snelle teloorgang van allerlei vormen
van in gevels opgenomen stenen tekens die een bepaalde boodschap moesten uitdragen. Zij deden dit in
De Uithangtekens in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd, het vroegste en meest
vermaarde werk over uithangtekens in Nederland.
In hun werk spraken beide auteurs de hoop uit dat het Woordenboek der Nederlandsche Taal bij
het begrip “uithangteken” ook de stenen tekens zou opnemen. Het heeft bijna een eeuw geduurd
eer dit gebeurde onder de omschrijving: ‘verzamelnaam voor de aan den huisgevel aangebrachte
gevelsteenen, uithangborden of voorwerpen, die dienen om den aard van het huis een naam te schenken,
teneinde het van andere te kunnen onderscheiden’. Met deze omschrijving is tevens de belangrijkste
functie van de gevelsteen aangeduid.
Toen luifels in zwang kwamen, zag men daarop uithangtekens verschijnen in de vorm van houten opzetstukken,
bijvoorbeeld zoals op de luifel van Grote Noord 113.
Om de doorstroming van het verkeer in de vaak smalle straten te bevorderen, ging de overheid over tot
het verbieden van luifels. Bovendien was er reeds een ontwikkeling gaande van houten naar stenen gevels.
Stenen gevels konden worden voorzien van een gevelsteen als vervanger van het houten opzetstuk op de
luifel. Zo kregen de oude uithangtekens langzamerhand een plaats in de stenen gevelwanden: het werden
de nieuwe stenen “uithangtekens” ofwel de gevelstenen.
Uithangtekens in al hun verschijningsvormen zijn getuigen van de wijze van leven, werken en denken
van een gemeenschap van dorp, stad of streek. Allerlei daarbij behorende begrippen werden beeldend
vertaald door middel van tekens van symboliek en heraldiek, door afbeeldingen van concrete voorwerpen
of door stichtelijke spreuken of verhalende voorstellingen van vaak bijbelse oorsprong. Deze laatste
hadden tot doel een voorgestane wijze van leven uit te dragen. Dikwijls ook werd geput uit de rijke
bron van de Griekse, Romeinse of Germaanse sagenwereld. Daarnaast werden de vaderlandse of plaatselijke
geschiedenis of specifieke gebeurtenissen daaruit zo vastgelegd. Ook zijn er veel afbeeldingen die
ons (gereedschappen van) ambachten en beroepen tonen. In de havenstad Hoorn vinden we uiteraard veel
stenen die betrekking hebben op de zeevaart en op de Verenigde OostIndische Compagnie (VOC). En dan
waren er nog huiseigenaren die vonden dat zij door middel van gevelstenen hun stand moesten uitdragen.
Vooral voor de mensen die konden lezen, fungeerden de uithangtekens als adressering. Een adressering
met de naam van een gevelsteen en de naam van de woonplaats laat aan duidelijkheid niets te wensen
over. Keuren lieten niet toe dat een reeds bestaande naam elders in dezelfde woonplaats werd gebruikt.
Onpersoonlijker en zakelijker werd het toen in 1796 tijdens de Bataafse Republiek bij wet de
karakteristieke aanduiding van een pand vervangen moest worden door een huisnummer.
Dit boek is het resultaat van honderden wandel- en fietstochten door de straten van Hoorn. De gevel
van ieder pand is aandachtig bekeken op zijn merktekens. Deze lange speurtocht was soms een
ontdekkingsreis, soms een hernieuwde kennismaking met het bekende beeld. Het uiteindelijke overzicht
is zo volledig mogelijk en toont vrijwel alle gevelstenen zoals die in Hoorn aanwezig zijn. Over elke
steen zijn achtergrondgegevens vermeld.
Gegevens over de gebouwen waar de gevelstenen deel van uitmaken zijn alleen vermeld als deze bijdragen
aan de verduidelijking van de betekenis van de steen. Heeft een steen een relatie met de geschiedenis
van Hoorn, dan wordt daarop kort ingegaan.
In dit boek gaat het vooral over de “echte” gevelstenen. Sier- of ornamentstenen worden
niet behandeld. Wel staan we stil bij afgeleide vormen van gevelstenen, die een soortgelijke functie
hebben. Hierbij wordt steeds duidelijk (tussen haakjes) aangegeven over welke vorm het gaat. De volgende
afgeleide vormen van gevelstenen worden behandeld: frontons, boogtrommels of boogvelden, sluitstenen,
alliantiewapens en alliantiemonogrammen (samenvoegingen van de wapens of beginletters van twee families
naar aanleiding van een huwelijk) kuifstukken en segmentbogen in steen, tekststenen (vaak herinnerings-
of herdenkingsstenen), afbeeldingen op kalven en bovendorpels van deurkozijnen en tenslotte komen, hoe
kan het ook anders, de eerder genoemde houten opzetstukken op luifels aan bod.
Daarnaast zijn er ook heuse gevelstenen die in de loop der tijd uit Hoornse gevels zijn verwijderd.
Een aantal daarvan bevindt zich in het Westfries Museum. Dit museumbezit wordt eveneens behandeld.
Gevelstenen kunnen “verhuizen” naar andere gevels, zelfs tot in het buitenland aan toe.
Enkele van deze reislustige stenen worden ook hier genoemd. Van sommige zijn alleen nog maar de namen
bekend. Als laatste wordt nog een voorbeeld gegeven van een gevelsteen die in zijn voorstelling een
relatie met de stad Hoorn laat zien, maar toch geen Hoornse gevelsteen is.
Met veel plezier heb ik aan dit boek gewerkt. Ik hoop dat de lezer er net zoveel plezier aan beleeft
bij zijn tocht langs de Hoornse gevelstenen.