Op het fries van het later aangebrachte aanbouwtje tegen de noordoostelijke gevel van de Hoofdtoren
bevindt zich een rond frontonachtig opzetstuk.
Het veld ervan is gevuld met twee leeuwen als houders van het wapenschild van West-Friesland.
Zie voor dit wapen onder andere ook
Roode Steen 1 (Westfries Museum),
Kleine Oost (Oosterpoort) en
Nieuwstraat 23 (Statenlogement).
Een aantal schilderijen en prenten, onder andere een schilderij van Abrahamsz. Beerstraten (1622-1666)
toont een stenen poortje afgedekt met een fries met daarop een halfrond frontonachtig opzetstuk. Men
zou kunnen veronderstellen dat na sloop van het poortje, fries en opzetstuk herplaatst zijn naar hun
huidige opstelling. In deze opstelling wijkt echter de profilering van de stenen boogomlijsting van
het wapenschild zelf, af van de lijstprofilering van de vier stenen delen waaruit het fries is samengesteld.
De plaatsing van het wapenschild als opzetstuk van het fries is excentrisch bepaald. De meest rechtse
van de vier stenen is blind. de verbinding tussen fries en frontonachtig opzetstuk is op ongebruikelijke
en gebrekkige wijze gedaan, zowel bouwtechnisch gezien als wat betreft vormgeving, Er blijft echter om
deze redenen toch nog enige twijfel bestaan of dit wapenschild en/of fries inderdaad onderdeel geweest
zijn van het poortje, de zgn. “Enghe Poort”, tussen kademuur en Hoofdtoren. Het poortje
is tevens benut om het volk de tekst “Gaet in doer die enghe poort” volgens Matteus 7:13
nog eens voor te houden. De andere tekst op het fries “Gheeft de keyser dat he toebehoert en
geeft god dat god toebehoert” zou vooral als aansporing hebben kunnen gelden voor reders en
kooplieden om naar behoren hun opgelegde accijnzen, zoals havengelden en invoerheffingen, af te dragen.
Door verwering zijn de tekst en het jaartal in het kleine cartouche op de derde steen van links moeilijk
leesbaar.
Op de linker hoek van het fries staat een aan twee kanten bewerkte kubusvormige steen. De op hertachtige
dierfiguren lijkende bewerkingen met tot draakvormig gestileerde poten, zouden een waarschuwing kunnen
voorstellen tegen het kwaad. De draak immers staat in de westerse cultuur voor het kwade, in de oosterse
juist voor het goede.
Aan de zeezijde van de toren bevindt zich in een aedicula-achtige omlijsting, afgedekt met een
segmentfronton, een ruimtelijk weergegeven eenhoorn als houder van het wapenschild van Hoorn. Aan
weerszijden van de eenhoorn bevinden zich twee wapens. Volgens de zich onder de eenhoorn bevindende
tekststeen zijn deze wapens van de vier als ‘burgemeesteren’ regerende personen in 1685,
toen het ‘zeehooft’ opnieuw werd ‘gemaekt’. De tekststeen daaronder draagt de
namen van de vier ‘regeerende burgemeesteren’ toen het ‘zeehooft [wederom] op nieuw
gemaakt’ werd ‘in den jare 1755’.
Aangezien het geheel niet uit één stuk steen vervaardigd is en er bovendien een groot
gedeelte in een ruimtelijke vorm is uitgebeeld, kan niet meer gesproken worden van een gevelsteen in
engere zin. Een replica met aangepaste tekst bevindt zich in Japan, Nagasaki Holland Village.