Een gekroonde gevelsteen met een vis. In Hoorn noemt men deze steen in de wandeling ‘de gekroonde
karper’, hoewel van een nauwkeurige afbeelding van een karper geen sprake is. Heeft hier wellicht
een handelaar in zoetwatervis of een zoetwaterviskweker gewoond, al dan niet tevens beheerder of
eigenaar van kuilen (natuurlijke bewaarplaatsen voor levende vis)?
Denk hierbij aan de nog bestaande
straatnaam Kuil en het havenwater de Karperkuil in Hoorn en aan het meertje langs de dijk bij Scharwoude,
waarschijnlijk een wiel of waal, ook Karperput geheten. Het vermoeden dat dit huis op enigerlei wijze
met visserij of vishandel te maken had, zou mede versterkt kunnen worden door de aanwezigheid aan de
gevel van twee klauwstukken in de vorm van vissen. In ieder geval duidde een vis als uithangteken aan
een gevel op een aan de visserij verwante activiteit. Zie verder Bijlage 16.
Van de karige hoeveelheid verschillende gerechten van het dagelijkse voedselpakket maakte vis een
belangrijk deel uit. Zoetwatervis werd vroeger veel gegeten, naast zoutwatervis, waaronder vooral haring.
Vis was in het algemeen goedkoper dan vlees. Vooral de gewone bevolking van de stad at zoetwatervis.
Deze was goedkoper dan zoutwatervis wegens de kortere afstand tussen vangstplaats en verkooppunt en
het grotere aanbod door vele kleine aanbieders. Bovendien kon men als men wilde heel gemakkelijk zelf
over deze vis beschikken door de vele omliggende plassen en wateren van het, zeker in Holland, nog
gebrekkig ontwaterde land. Ten slotte vormde de zoetwatervisvangst dikwijls een vorm van nevenactiviteit
van de boeren.
Een andere reden dat verhoudingsgewijs meer vis gegeten werd dan nu, was het verbod van de rooms-katholieke
kerk om op vrijdagen en in de vastentijd ander vlees te eten dan alleen dat van vis.
Hoog op de lijst van favoriete soorten van de zoetwaterviseters stond de karper, die in onze streken
ook al door de Romeinen graag werd gegeten. Zij kenden deze soort reeds van de kwekerijen in hun vaderland.
Waarschijnlijk heeft de karper zich op natuurlijke wijze vanuit Oost-Aziatische streken naar het westen
verspreid. Het is ook mogelijk dat de Romeinen deze verspreiding op onnatuurlijke wijze hebben versneld
door hem in onze contreien uit te zetten, al dan niet via hier opgezette viskwekerijen.