De grote bovenste gevelsteen van dit in 1633 opgeleverde gebouw vult de gehele topgeleding van de gevel.
Roode Steen 1 diende tot 1795 als vergaderplaats voor het College van Gecommitteerde Raden van
West-Friesland en Waterland (Hollands Noorderkwartier). De steen toont het wapen van stadhouder prins
Frederik Hendrik (stadhouder: 1625-1647), als de toen hoogste erkende gezagsdrager van de Staten van
Holland. Het wapen is omgeven met het zacht blauwe lint en het devies Honi soit qui mal y pense
(schande over hem die er slecht van denkt) van de befaamde Orde van de Kousenband. Prins Willem I, zijn
vader, is echter nooit in deze Orde opgenomen.
Daarentegen droeg Prins Willem I wel als enige Oranjetelg de versierselen van de Orde van het Gulden
Vlies. Zie hiervoor ook
Grote Noord 40 en
Bijlage 8. Het wapenschild wordt vastgehouden door twee mannelijke figuren die volgens sommigen Romeinse krijgslieden uitbeelden.
Bij de instelling van de Bataafse republiek (1795-1806) zijn in een beeldenstormachtige actie vele wapens
van zowel adellijke huizen als overheidsgebouwen verwijderd of vernield. Ook het hier besproken wapen
ontkwam niet aan dit lot. Op het vlak gehakte wapenschild werd in 1808 het wapen geschilderd van het
Koninkrijk Holland. Deze benaming wordt gebruikt voor de jaren 1806-1810, de regeringsperiode van koning
Lodewijk Napoleon, broer van keizer Napoleon.
In 1813, het jaar van de terugkeer van de Oranjes en het einde van de Franse tijd, werd dit wapenschild
snel weer vervangen door het oorspronkelijke. Gezien de erbarmelijke economische en sociale toestand
in het land, niet in het minst in Hoorn, kon blijkbaar echter slechts een geschilderde weergave op een
gietijzeren plaat als wapenschild gefinancierd en geplaatst worden. Eerst tijdens de restauratie van
de gevel in de jaren 1908-1911 is weer een stenen wapenschild geplaatst. Sindsdien wordt de gietijzeren
plaat als een geschiedsreliek in het museum bewaard. Geheel in overeenstemming met de regels van de
hiërarchie en de heraldiek is onder het wapen van het hoogste gezag het wapenschild van West-Friesland
aangebracht: een azuurblauw veld met twee lopende, gouden en “aanziende” (naar de toeschouwer
kijkende) leeuwen en vijf liggende gouden blokjes. Volgens een heraldieke bron toonde een deel van het
vroegere Friese wapen onder meer ook twee aanziende leeuwen, precies dus zoals zij nu nog op het West-Friese
wapen prijken. Ook wordt in de beschrijving gesproken van een ‘bezaaid zijn met blokjes’.
De vijf blokjes zouden verwijzen naar de vroeg middeleeuwse relatie tussen de noordwestelijke landsdelen
die toen nog tot de Friese gebieden werden gerekend. Zij verwijzen niet naar de steden van het Hollands
Noorderkwartier, want dat zijn er immers zeven, geen vijf. Bovenin, ingelaten in het midden van het
fronton bevindt zich het wapen van Alkmaar.
Het wordt vastgehouden door een leeuw. De wapenschilden van de overige zes steden staan als klauwstukken
afgebeeld op de uiteinden van de friezen en worden eveneens vastgehouden door een leeuw. Links van onder
naar boven bevinden zich de wapens van Medemblik, Edam en Hoorn en rechts, wederom van onder naar boven
die van Purmerend, Monnickendam en Enkhuizen. Deze wapenschilden treft men bijvoorbeeld tevens aan op
de gevel van het Statenlogement,
Nieuwstraat 23 (zie aldaar).
Het wapenschild van West-Friesland is onder meer ook te vinden aan het plafond van de Schepenzaal van
het Statenlogement, aan de noordgevel van de Hoofdtoren
(zie Hoofd 2) en aan de landzijde
van de Oosterpoort
(zie Kleine Oost, Oosterpoort).
Zie verder Bijlage 20.
De Orde van de Kousenband is in 1348 ingesteld door Koning Edward III van Engeland. Hij was gehuwd
met Filippina van Henegouwen, zuster van graaf Willem IV die in 1345 sneuvelde bij Warns in Friesland.
Toen gravin Joan van Salisbury tijdens een bal waar ook Edward bij aanwezig was haar kousenband verloor
raapte Edward deze op en knoopte hij hem om zijn eigen been, met de woorden die later het devies werden
van de vervolgens ter plekke door hem ingestelde Orde.
De Orde van de Kousenband is een van de oudste Europese ridderorden en geldt nog steeds als de voornaamste
Britse ridderorde. Prins Maurits, zoon van prins Willem I was de eerste Oranjestadhouder die de
ordetekenen kreeg toegewezen. Alle Oranjestadhouders en -vorsten na hem werden eveneens in deze Orde
opgenomen, tot en met koningin Beatrix.
Over de schildhouders vermeldt “De Hoornsche Courant” van 29 juli 1874 in een in vertaling
opgenomen en wat anekdotisch aandoend artikel uit de Revue Britannique dat zij negroïde
schepelingen van het Hoornse schip “Stad Hoorn” van de vloot van admiraal Michiel de Ruyter
voorstellen. Deze vloot ondernam in 1667 de roemruchte Tocht naar Chatham aan de Theems. Bedoelde
schepelingen zouden met gevaar voor eigen leven het wapenschild van de achterplecht van een zinkend
Engels schip hebben verwijderd. Dit schild werd als overwinningsteken meegenomen naar Hoorn en in de
gevel geplaatst. De juistheid van dit verhaal moet in twijfel worden getrokken. De Engelse schepen
zullen geen stenen wapenschilden hebben gevoerd en zeker geen wapenschild van een Hollandse stadhouder.
De schrijver van het Engelse krantenartikel zal zich wellicht hebben laten misleiden door het devies
van de Engelse Orde van de Kousenband op de gevelsteen en minder op de hoogte zijn geweest van de
betekenis van het wapen zelf.