Gedoopt: 20 oktober 1624 in Medemblik.
Begraven: 1 november 1666 in Hoorn.
Zoon van: Albert Jansz Rootjes, naam moeder onbekend.
Getrouwd: 22 november 1643 in Medemblik met Maritie Ambrosiusdr., geboren vermoedelijk in Hoorn tussen 1619
en 1624, begraven in Hoorn op 30 juli 1656. Het echtpaar kreeg zeven kinderen, van wie er drie volwassen
werden.
Adressen in Hoorn:
- Muntstraat (1644, 1646).
- Grote Noord (1648, 1650).
- bij ’t Hoofd (1652).
- Grote Noord (1654, 1656).
Beroep: kunstschilder.
Functie: sergeant bij de schutterij.
Jan Albertsz. Rotius werd in 1624 in Medemblik geboren als zoon van havenmeester Albert Jansz Rootjes.
De naam van zijn moeder is niet bekend, omdat in de doopboeken van Medemblik in die tijd alleen de naam van
de vader van de dopeling genoteerd werd en haar naam ook niet via andere registers of aktes te achterhalen
valt. Op latere leeftijd heeft Jan Albertsz, net als zijn broer, zijn achternaam gelatiniseerd tot Rotius.
Deze ongeveer twaalf jaar oudere broer volgde zijn vader op als havenmeester in Medemblik. De familie Rootjes
of Rooties telde veel zeevarenden. Jan sloeg echter een andere weg in: hij werd kunstschilder. Waar hij zijn
opleiding volgde en wie zijn leermeester was, is niet bekend. Waarschijnlijk ging hij in de leer bij een schilder
in een van de kleinere steden van Noord-Holland. Dat zou in Hoorn kunnen zijn. Op 22 november 1643 trouwde
hij op negentienjarige leeftijd in Medemblik met de Hoornse Maritie Ambrosiusdr. Jan vestigde zich als kunstschilder
in Hoorn. Hij specialiseerde zich in het portret schilderen. Diverse malen is het echtpaar in de stad verhuisd,
zoals blijkt uit de doopaktes van hun kinderen. Zoals alle weerbare mannelijke burgers die niet armlastig waren,
moest Rotius dienst doen in de schutterij. Hij klom hier in de rangorde op tot sergeant.
Tussen 1652 en 1654 betrok de familie Rotius een huis aan de westzijde van het Grote Noord, staande op een
deel van de grond van het huidige nummer 83, waar nu boekhandel Stumpel gevestigd is. Het huis behoorde toe
aan zijn schoonfamilie. Zijn vrouw heeft maar kort van het nieuwe onderkomen kunnen genieten: ze overleed
in 1656, kort na de geboorte van hun zevende kind. Jan bleef met drie kinderen achter. Blijkbaar voelde hij
zich nogal betrokken bij de gereformeerde kerk, want in 1656 stelde hij zich beschikbaar voor de functie
van diaken en in 1664 voor die van ouderling. Beide keren werd hij echter niet gekozen. In diezelfde jaren
deden de schepenen tweemaal een beroep op hem om als ‘goede man’ samen met de Hoornse schilder
Abraham Liedts een geschil tussen een schilder en een klant te beslechten, wat aangeeft dat hijzelf van
onbesproken gedrag was en respect in de samenleving genoot. In 1666 overleed Rotius op tweeënveertigjarige
leeftijd na een ernstige ziekte. Twee weken ervoor had hij zijn testament laten opmaken. Hij werd begraven
in de Grote Kerk in Hoorn in het graf van zijn schoonvader. Drie kinderen bleven verweesd achter van wie
de jongste, een dochter, nog maar veertien jaar was. Zijn zoon Jacob had het talent van zijn vader geërfd
en werd ook kunstschilder. Hij specialiseerde zich in stillevens.
Het vroegste door Rotius gesigneerde portret dateert uit 1645 enis een zelfportret met zijn vrouw en oudste kind. Tot nu toe zijn er vierenvijftig portretten van zijn hand bekend die hij in opdracht van particulieren heeft geschilderd. Hieronder vallen vijftien kinderportretten, een opvallend hoog aantal. De opdrachtgevers waren op een enkele uitzondering na Hoornse notabelen. Vrij lang heeft hij de individuele portretten op houten panelen geschilderd. Pas in 1656 ging hij hiervoor soms linnen als ondergrond gebruiken en vanaf 1658 schakelde hij daar volledig op over. In de grote steden had de omslag al rond 1630 plaatsgevonden en kwam rond 1650 juist hout als drager weer vaker voor.
Tussen 1649 en 1655 kreeg hij vijf grote opdrachten van de schutterij voor het vervaardigen van schuttersstukken voor de zaal in de nieuwe vleugel van de Doelengebouwen aan de Achterstraat. Deze grote werken heeft hij alle op linnen geschilderd. Vier ervan, waarop steeds een vendel van de Hoornse schutterij afgebeeld is, hebben een haast vierkant formaat van 3,25 à 3,59 meter, terwijl schuttersstukken over het algemeen een liggend formaat hadden. Dit hing vermoedelijk samen met de beschikbare ruimte aan de muren waaraan ze moesten hangen. De inspiratie voor de compositie van zijn eerste schuttersstuk deed hij op bij een schuttersstuk van Govert Flinck in de Kloverniersdoelen in Amsterdam. Rotius zal deze zaal in die jaren vaker bezocht hebben om de schilderijen daar te bestuderen. De compositie van de schuttersmaaltijd, die hij in 1652 schilderde, heeft hij bijvoorbeeld ontleend aan de schuttersmaaltijd van Bartolomeus van der Helst aldaar en de pose van een sergeant op het schuttersstuk dat hij in 1651 schilderde, lijkt heel veel op die van kapitein Frans Banninck Cocq op de Nachtwacht van Rembrandt. Er zijn maar een weinig schilders te noemen die zo'n groot aantal schutterstukken hebben geschilderd als Rotius. Met Frans Hals uit Haarlem en Joris van Schooten uit Leiden staat hij wat dit betreft aan de top. In de jaren dat Rotius aan de opdrachten voor de schutterij werkte, heeft hij maar weinig individuele portretten geschilderd. Alle beschikbare tijd had hij blijkbaar nodig om het werk voor de schutterij te voltooien. Dat is niet verwonderlijk als men bedenkt dat op de vijf doeken vijfenzestig personen afgebeeld moesten worden. Op een ervan, het schuttersstuk van het witte vendel van 1655, staat Rotius zelf linksvoor als sergeant afgebeeld. Een laatste opdracht voor de schutterij volgde nog in 1660, namelijk voor een groepsportret van de vier kapiteins van de nieuwe Doelen. De zes schilderijen die Rotius in opdracht van de schutterij gemaakt had, zijn na opheffing van deze instelling in 1799 in het Statenlogement, dat toen als stadhuis dienst deed, opgehangen. Vandaar zijn ze in 1879 overgebracht naar het pas opgerichte Westfries Museum. Uitzondering is de schuttersmaaltijd, die nog jaren de burgemeesterskamer heeft opgesierd voor hij aan het museum werd overgedragen.
Omdat Rotius haast uitsluitend voor de Hoornse markt gewerkt heeft, heeft hij tijdens zijn leven en na zijn dood alleen plaatselijke bekendheid gekregen. In 1902 zijn er in de secretariskamer van het stadhuis, dat toen nog steeds in het Statenlogement gevestigd was, vier glas-in-loodramen aangebracht ter herinnering aan beroemde Hoornse burgers. Een ervan is aan Rotius gewijd. Het is voorzien van zijn naam, een fantasiefamiliewapen en de vermelding van de naam van het schildersgilde St.Lucas. Brozius (2016) heeft overigens aangetoond dat Rotius hiervan geen lid is geweest, aangezien dit gilde in Hoorn alleen de glazenmakers en glasschilders verenigde. In de jaren zestig van de vorige eeuw is een aantal nieuwe straten in Hoorn Noord vernoemd naar Hoornse schilders. Een ervan is de Rotiusstraat.
Met de twee aankopen in 2014 en 2015 zijn in het Wesfries Museum nu in totaal achttien werken van Rotius te bewonderen. Veertien ervan zijn eigendom van het museum, vier door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed aan het museum in bruikleen gegeven. Een aantal ervan hoort tot de topstukken van het museum. In 2016 is er ter herdenking van het feit dat 350 jaar geleden Rotius overleed, een tentoonstelling aan zijn werk gewijd met de titel Jan Albertsz Rotius, Meesterschilder van Hoorn. Ter gelegenheid hiervan is er een boek over de schilder verschenen (zie de bronnen hieronder). Door tentoonstelling en boek hoopt het museum het werk van Rotius ook buiten de regio de bekendheid te geven die het kwalitatief gezien verdient.
Bronnen
- Blanken, Esther, John Brozius, Rudi Ekkart, Saskia Kuus, Fred Meijer, Carla van de Puttelaar, 2016, Jan
Albertsz Rotius. Meesterschilder van Hoorn, Publicatie Stichting Bas Baltus, in samenwerking met het
Westfries Museum in Hoorn, hoofdstuk 3, 4, 5, 6 en de catalogus.
- Brozius, John, 2016, Het woonhuis van Jan Albertsz Rotius (1624-1666) aan het Grote Noord, Kwartaalblad
Oud Hoorn, jg. 38, nr.2, pp. 52-58.
- Renckens, B.J.A., 1949, De Hoornse portretschilder Jan Albertsz. Rotius in Nederlands Kunsthistorisch
Jaarboek 2, 1948-1949, pp. 165-234.
Illustraties
Westfries Museum.
Tekst samengesteld door Trudi Schrickx-Guinée, afgesloten 28 juni 2016.