Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed
Hoorns Biografisch Woordenboek (HBW)

Lucas Merens (1698-1776)

Lucas Merens
Lucas Merens
Geschilderd door Nicolaas Verkoije

Personalia

Geboren: 26 juli 1698 in Hoorn.

Overleden: 16 oktober 1776 in Hoorn.
Zoon van: mr. Allard Merens en Cornelia van Neck.
Getrouwd: 19 december 1728 in Hoorn met Eva Maria (Mietje) van Foreest, geboren op 21 april 1706 in Hoorn, overleden op 24 februari 1770 in Hoorn. Uit dit huwelijk zeven kinderen, onder wie Dirk en Allard Merens. Een kind wordt dood geboren en een sterft op zeer jonge leeftijd.

Beroep:
kapitein bij de dragonders in het Regiment du Portail, 14-11-1719 tot 1729.

Functies in Hoorn:
- Schepen, 1732.
- Gasthuisvoogd, 1733-1739.
- Lid vroedschap, 1736-1776.
- Burgerweeshuisvoogd, 1740.
- Weesmeester, 1741, 1742, 1746, 1747.
- Kerkmeester, 1743, 1748, 1755, 1758, 1763, 1765, 1771-1776.
- Burgemeester, 1749, 1750, 1753, 1754, 1756, 1757, 1761, 1762, 1764, 1766, 1769, 1770.
- Bewindhebber, V.O.C., kamer Hoorn, 1769.

Bovenlokale functies:
- Gecommitteerde in de Rekenkamer van Holland in het Noorderkwartier, 1744-1746.
- Damptemeester, (waterschapsfunctie in polder De Dampten),1750, 1766-1776.
Raad van de Admiraliteit van West-Friesland en het Noorderkwartier, 1751-1753, 1759-1761, 1767-1769.
- Superintendent bij waterschap De Vier Noorderkoggen,1768-1776.

Levensloop

De jonge Lucas

Lucas Merens was het jongste kind van Allard Merens en Cornelia van Neck. Officieel heette hij Lucas van Neck Merens naar zijn oudoom Lucas van Neck, maar de naam Van Neck heeft hij nooit gebruikt. Toen Lucas zeventien jaar was, overleed zijn vader. Een groot deel van zijn jeugd bracht hij door in Den Haag, waar zijn vader afwisselend lid van de Staten-Generaal, de Raad van State of de Generaliteitsrekenkamer was. Vooral in het jaar 1703 was deze nauw betrokken geweest bij de oorlogspolitiek in de Spaanse Successieoorlog en had met de hoogste legerleiding vergaderd. Lucas zal ongetwijfeld later thuis veel verhalen hierover gehoord hebben en heeft vermoedelijk ook wel eens hoge officieren ontmoet. Dit alles heeft misschien wel zo'n indruk op hem gemaakt dat hij het leger in wilde, hetgeen in de familie hoogst ongebruikelijk was. Op eenentwintigjarige leeftijd werd hij kapitein van een compagnie dragonders in het Regiment du Portail. Deze militairen werden de rode dragonders genoemd naar de rode uitmonstering op het blauwe uniform. Het regiment was meestal gelegerd in Bergen op Zoom.

Lucas Merens Kerkstraat 10
Kerkstraat 10

Zeker is dat zijn compagnie zich in 1728 een tijdlang in Maastricht bevond. In 1729 nam Lucas ontslag uit het leger. De reden is hoogstwaarschijnlijk dat de kansen op bevordering klein waren. Het was vredestijd en de uitbreiding van het leger, waartoe de Staten Generaal in 1726 / 1727, toen er oorlog dreigde, besloten hadden, bleef achterwege. Daarnaast kan zijn voorgenomen huwelijk met de Hoornse Eva Maria van Foreest een rol gespeeld hebben.

Lucas kende de acht jaar jongere Eva Maria van jongs af aan. Langs diverse lijnen waren ze met elkaar verwant. Zij was al jong wees geworden en onder de voogdij van haar oom Nanning van Foreest opgegroeid. Het paar trouwde in 1729 en vestigde zich in Hoorn, in het huis aan de Kerkstraat (nu nr. 10), dat zij van haar moeder geërfd had.

De vroedschap

Pas in 1736 kreeg Lucas een zetel in de vroedschap. Daarmee stond de weg naar hoge ambten open. Toch zou het nog elf jaar duren voordat hij tot burgemeester gekozen werd. Vanaf 1721 was het de gewoonte dat zes van de oudste vroedschapsleden een project opstelden, dat wil zeggen ze maakten een lijst op van de vier kandidaten die dienden te worden gekozen. In 1733 was er bovendien een collectieve afspraak in de vroedschap gemaakt: ieder vroedschapslid kwam roulerend voor een ambt in aanmerking. Hierbij werd het anciënniteitsprincipe gehanteerd, de volgorde van benoeming in de vroedschap bepaalde de plaats in het systeem. Voor de hoogste posten, waartoe het burgemeesterschap behoorde, was er binnen de vroedschap een tweede roulatiesysteem. De oud-burgemeesters en burgemeesters bepaalden, wanneer er weer plaats was voor een nieuwe persoon in hun kring. Deze werkwijze hield in dat de termijn tussen de benoeming in de vroedschap en het burgemeesterschap groter was geworden. Lucas hoorde niet bij de invloedrijke groep, die in de vroedschap de touwtjes in handen had. Zijn karakter speelde hem hierbij parten. Hij was opvliegend van aard en had met veel mensen, van hoog tot laag, in de stad ruzie, waarbij hij er enige keren niet voor teruggedeinsd was om op de vuist te gaan. Hij leefde bijvoorbeeld in onmin met zijn neef Cornelis Christoffel van Akerlaken, die de belangrijkste man in de invloedrijke groep was. Ook Lucas' zwager Cornelis van Foreest hoorde daarbij en met hem had hij al kort na zijn trouwen over de erfenis van zijn schoonfamilie overhoop gelegen. Een arbitragecommissie moest eraan te pas komen om het geschil te beslechten.

De wetsverzetting van 1747

In 1747 werd de Friese stadhouder prins Willem IV van Oranje-Nassau tot stadhouder van Holland en Zeeland gekozen. Hiermee kwam er in deze gewesten een eind aan het tweede stadhouderloze tijdperk. De prinsgezinde Joan Abbekerk Crap, die al vanaf 1736 namens Hoorn achtereenvolgens lid van de Staten-Generaal, de Raad van State en de Rekenkamer was geweest, werd een vertrouweling van stadhouder Willem IV. Op zijn voordracht werden er vanaf die tijd anderen als burgemeester geprojecteerd, maar Lucas was daar in 1748 niet bij, hoewel hij eigenlijk aan de beurt was. De verhouding tussen hem en Crap was namelijk ook niet al te best. Lucas probeerde tevergeefs alsnog kandidaat te worden via goede relaties in Den Haag. Hij kende nog mensen uit de tijd dat hij officier geweest was en ook via zijn broer Meynaerd, die in Den Haag woonde, had hij toegang tot de hoge kringen.

In januari 1749 kondigde de prins aan dat hij twee commissarissen naar Hoorn zou zenden om de klachten van de Oranjegezinde burgerij te onderzoeken. Dat hield in dat ze de wet konden verzetten, dus de republikeinse vroedschapsleden konden ontslaan. Uiteraard was de prinsgezinde Crap hun belangrijkste raadgever. De burgemeestersverkiezingen van 1749 op Goede Vrijdag waren dus niet erg belangrijk. De nieuw gekozenen konden immers door de commissarissen uit hun ambt gezet worden. Tot grote verrassing werden er twee burgemeester gekozen die niet geprojecteerd waren: Lucas Merens en Pieter Binkhorst. Een ruzie tussen Lucas en Binkhorst was ooit op een vechtpartij uitgelopen, maar desondanks had Binkhorst nu alle vertrouwen in de samenwerking. Twee weken later werd de wet verzet. Van de twintig leden van de vroedschap werden er zeven ontslagen. Twee van de vier pas gekozen burgemeesters moesten vertrekken. Lucas en Binkhorst mochten blijven. Voor hun vertrek moesten de commissarissen nog om grote ruzies in het stadsbestuur te voorkomen een verzoening tot stand brengen tussen Lucas en twee personen. De ene was zijn neef Cornelis Christoffel van Akerlaken, die, hoewel republikeins, vanwege zijn kunde in de vroedschap gehandhaafd bleef. De andere was zijn zwager Cornelis van Foreest, want deze was een van de nieuwe burgemeesters. De commissarissen dachten in hun bemiddelingspoging geslaagd te zijn, maar in augustus beledigde Lucas op het stadhuis Cornelis en zijn ambtsgenoot Joan van Schagen zo zeer dat ze naar Den Haag reisden om hun ambt neer te leggen. De stadhouder aanvaardde hun ontslag niet en liet Lucas weten, dat hij zich behoorlijk had te gedragen.

Burgemeesterscarrière

Het jaar 1749 was voor Lucas het begin van een lange burgemeesterscarrière. In totaal werd hij elfmaal gekozen voor dit ambt. Vijfmaal was dat voor het tweede achtereenvolgende jaar, hetgeen inhield dat hij dan de voorzitter van het burgemeesterscollege was. Dat wil niet zeggen dat samenwerken met hem altijd gemakkelijk was. Een regent weigerde daarom het burgemeestersambt te aanvaarden, als hij gelijk met Lucas Merens aan de beurt was. Een keer, in 1759, heeft een onenigheid met een medeburgemeester, François de Vicq, ertoe geleid dat beiden probeerden in Den Haag bij de weduwe van de stadhouder, prinses-gouvernante Anna, hun gelijk te halen. In dit geval ging het om de rang van tweede burgemeester. Lucas vond dat hij daar recht op had, omdat hij meer dienstjaren in de vroedschap had dan De Vicq. Beiden waren er tegelijkertijd in gekomen, maar bij de wetsverzetting van 1749 was De Vicq ontslagen. De Vicqs argument was dat hij eerder, namelijk in 1748, tot burgemeester was gekozen. Dit was nu juist de verkiezing waarover Lucas zich boos had gemaakt! De prinses besliste in het voordeel van De Vicq, daar deze formeel gelijk had.

Lucas had zijn burgemeesterschap te danken aan de stadhouder en was vanaf zijn eerste benoeming Oranjegezind. Groot was zijn vreugde, toen in 1754 prinses Anna, de weduwe van stadhouder Willem IV, met haar twee kinderen op doorreis een kort bezoek aan Hoorn bracht. Lucas was in dat jaar voorzittend burgemeester en stelde alles in het werk om haar feestelijk te onthalen. Hij liet voor zijn huis in de Kerkstraat een fraaie erepoort oprichten. Het prinselijk jacht legde om twee uur 's nachts in de haven van Hoorn aan. Hoewel de prinses had verzocht de nachtrust niet te verstoren, liet hij in zijn enthousiasme om vijf uur de beiaardier het klokkenspel van de Grote Kerk bespelen en de stadstrompetter vanaf de toren van de kerk het Wilhelmus ten gehore brengen.

De V.O.C .

Al in de tijd van Lucas' vader werden er trucs toegepast om het bewindhebberschap bij de V.O.C. te verkrijgen. In Lucas' tijd was dat nog erger geworden, er was zelfs sprake van omkoperij. Toen Lucas in 1750 tot V.O.C.-bewindhebber benoemd wilde worden, was daar inmiddels een recommandatie van de stadhouder voor nodig. Dat hield in dat men Joan Abbekerk Crap op zijn hand moest hebben. Lucas bood hem zesduizend gulden voor een aanbeveling. Crap ging hier niet op in. Ook Lucas' pogingen om via adellijke vrienden in Den Haag de keuze van de stadhouder te beïnvloeden, mislukten. De kandidaat van Crap, Cornelis van Foreest, werd benoemd. Zeven jaar later deed Lucas een andere poging, deze keer om zijn zoon Dirk een andere zetel, die van beëdigd hoofdparticipant van de V.O.C., te laten innemen. Crap had de groep van Cornelis Christofffel van Akerlaken, die een andere kandidaat had, beloofd dat hij zich niet met de benoeming zou bemoeien. Lucas verspreidde daarop het gerucht dat deze groep de prinses-gouvernante Anna buiten de benoeming wilde houden. Van Akerlaken en zijn vrienden probeerden dit gerucht te ontzenuwen en boden uiteindelijk hun excuses aan, maar konden daarmee niet verhinderen dat Dirk Merens werd benoemd. Lucas is uiteindelijk pas na het overlijden van zijn neef Cornelis Christoffel van Akerlaken in 1769 in diens plaats bewindhebber van de V.O.C. geworden. Hij heeft daar niet veel bestuurlijke invloed kunnen doen gelden. Begin 1770 werd hij ernstig ziek. Toch werd hij dat jaar tot voorzittend burgemeester gekozen. Toen hij zijn werkzaamheden hervatte, bleek dat hij aan ernstig geheugenverlies leed. Zelf dacht hij dat hij zich nog kandidaat kon stellen voor een functie bij de Admiraliteit, maar iedereen zag in dat dat onmogelijk was. De rest van zijn leven kreeg hij het ambt van kerkmeester toebedeeld.

Vetweiderij

Net als zijn verre voorvader Joost Jan Taemsz hield Lucas zich bezig met vetweiderij, dat wil zeggen dat hij in het voorjaar runderen kocht, ze vetmestte en in het najaar als slachtvee verkocht. In 1745 werd hij door de schepenen veroordeeld tot een boete van ƒ 600, omdat hij in december 1744 twaalf ossen uit zijn weiden bij Wognum naar Hoorn gebracht had en een deel ervan daar had laten overnachten, terwijl zowel het een als het ander vanwege de runderpest verboden was. Lucas was het niet eens met de veroordeling: Wognum viel onder het stadsgebied van Hoorn, hij had de dieren dus niet naar Hoorn gebracht. Verder beriep hij zich op overmacht: hij moest een deel van de runderen wel in Hoorn in een stal onderbrengen, omdat ze dezelfde avond niet meer geslacht konden worden. Hij ging in hoger beroep, eerst bij het Hof van Holland en daarna bij de Hoge Raad. Het laatstgenoemde college stelde hem op 31 juli 1751 in het gelijk.

Privéleven

Zoals alle regenten, behoorde Lucas tot de gereformeerde kerk. Opvallend is dat hij pas in 1749, kort nadat hij op eenenvijftigjarige leeftijd voor de eerste keer tot burgemeester was gekozen, belijdenis deed. Blijkbaar voelde hij zich als burgemeester daartoe verplicht.

Lucas Merens
Eva Maria van Foreest, echtgenote
van Lucas Merens, geschilderd door
Nicolaas Verkolje

Lucas was, mede door zijn huwelijk met de rijke Eva Maria van Foreest, een van de meest welgestelde personen van de stad. In het cohier van de personele quotisatie, een belasting op welstand, uit 1744 staat het huis van het echtpaar Merens aan de Kerkstraat geboekt voor een huurwaarde van ƒ 300. Het hoorde daarmee tot een van de twee duurste huizen in de stad. De familie beschikte over een koets met twee paarden en had vier dienstboden in dienst. Alleen de oom van zijn vrouw, Nanning van Foreest, en haar broer Cornelis waren rijker. Toen gecommitteerden van de Staten van Holland een inspectiebezoek aan de stad Hoorn brachten om te controleren hoe de stand van zaken was bij het opstellen van het cohier van de personele quotisatie, werden ze opgehaald met de zes beste koetsen die er in de stad waren. Het hoeft geen verwondering te wekken dat de koets van de familie Merens daarbij was. Het huis in de Kerkstraat hing vol schilderijen. In de collectie van Lucas Merens waren haast alle bekende 17 e -eeuwse Hollandse meesters vertegenwoordigd. Na zijn dood werden de doeken geveild. Ze brachten de buitengewoon hoge som van ƒ 26.000 op. Het huis bleef na de dood van Lucas en zijn vrouw nog een generatie in de familie. Twee ongehuwde dochters en de ongehuwde blinde zoon Allard bleven er wonen.

In 1730 kocht Lucas Merens de buitenplaats Oostwijk in de Beemster. Veel plezier heeft hij er niet van gehad. In 1732 kreeg hij ruzie met de dijkgraaf, omdat specie uit een sloot in de weg had gelegen, toen Lucas en zijn vrouw met de koets naar hun buitenplaats reden. Lucas spande een proces aan tegen de dijkgraaf en toen hij dat verloor, vervloekte hij de plaats en wilde er niet meer komen. Oostwijk raakte in verval. In 1761 huisde er zelfs een groep zwervers. In hetzelfde jaar vroeg Lucas een sloopvergunning aan. In 1775 is het huis uiteindelijk met de grond gelijk gemaakt. Zonnige zomerdagen zal de familie dichter bij huis hebben doorgebracht, namelijk in de tuin aan de Koepoortsweg, die hij in 1732, het jaar dat hij ruzie met de dijkgraaf in de Beemster kreeg, gekocht had.

Voor familierelaties: zie familie Merens.

 

Bronnen
- Beemster Buitenplaatsen.
- Eijnden, Roeland van, en Willigen, Adriaan van der, 1979, Geschiedenis der Vaderlandse Schilderkunst , B.M. Israel, Amsterdam.
- Kooijmans, Dr. L., 1985, Onder regenten. De elite in een Hollandse stad. Hoorn 1700-1780 , Hollandse historische reeks IV, De Bataafsche Leeuw.
- Merens, Allard, 1957, De Geschiedenis van een Westfriese regentenfamilie. Het geslacht Merens , Martinus Nijhoff,
's- Gravenhage, hoofdstuk 6, blz.165-193.
- Repertorium van ambtsdragers en ambtenaren 1428-1861 .
- Saaltink, Drs. H.W. (annot.), 1992, Vervolg op de Chronyk der Stad Hoorn van de heer Dr.T.Velius , Vereniging Oud Hoorn.. Hoornse Historische Reeks nr. 1.

Illustraties
- Portretten: Westfries Museum.
- Kerkstraat 10: Bureau Erfgoed Hoorn.

Tekst samengesteld door Trudi Schrickx-Guinée, afgesloten 4-2-2015.

Burgemeesters
Elk jaar werden er vier burgemeesters gekozen. Drie ervan mochten het voorgaande jaar dit ambt niet bekleed hebben. Van de drie nieuwe uit het jaar ervoor werd er een herkozen. Deze was dan de voorzittende burgemeester. Men kon dus hoogstens twee jaar achter elkaar burgemeester zijn.