Aangezien nu de wijze, waarop zij onder de suzereiniteit van Hoorn zijn geraakt, voor elk der
drie gebieden verschilt, zullen wij hun lotgevallen afzonderlijk in het kort weergeven.
De verlening van stadrecht aan Hoorn en Enkhuizen werkte aanstekelijk. In 1364 stelden Grootebroek
en Bovenkarspel met succes een poging in het werk om stadrecht te kopen. Het genoegen, dat beide
plaatsen daaraan beleefden, was voor de ingezetenen van Lutjebroek en Hoogkarspel aanleiding om te
verzoeken, opgenomen te mogen worden in het stedelijk verband van Grootebroek. Na enige
moeilijkheden met de schout uit de weg te hebben geruimd, werd hun verlangen ingewilligd. Zij
zouden met Grootebroek en Bovenkarspel één schoutambt vormen en een zelfde poortrecht genieten.
Wat voor Lutjebroek en Hoogkarspel mogelijk was, moest ook Zwaag kunnen bereiken, aldus redeneerden
de Zwaagers, die met deze bedoeling heer Willem VI benaderden. Zij wezen er op, dat ban en vrijheid
van Hoorn grensde aan hun ban, dat zij met elkander waren gewaterd en gesluisd en dat er dus geen
reden was, waarom de vrijheid van Hoorn ook niet tot hun ban zou worden uitgestrekt. Zulk een
verzoek zou later, toen voor Hoorn, dank zij zijn omwalling, poortrecht in de semantische betekenis
van het woord was verkregen, absurd hebben geklonken. Zoals de omstandigheden echter toen lagen -
Hoorn mocht een handelsplaats van betekenis zijn geworden, maar uiterlijk onderscheidde het zich
met zijn hofsteden op de Rode Steen, het Oost, enz. 1) in niets van het platteland -
viel zulk een verzoek helemaal niet uit de toon; dit zeker niet, in aanmerking genomen het gebeurde
in De Streek. Heer Willem, die blijkens de latere beslissingen deze richting wel uit wilde, leende
de bede een gewillig oor en verleende 19 juli 1406 aan Zwaag het poortrecht van Hoorn
2).
Het gebied der vrijheid zou zich uitstrekken vanaf Hoorn, langs de Rijsdam tot Zwaagmergoude 3). Vervolgens van de Rijsdam langs Zwaagmergoude tot Drecht (De Dracht). En dit telkens over een strook ter breedte van vijftig roeden aan elke zijde van die wegen.
1) Hoorn, St.Arch. Inv. Gonnet, R 23 (Rode Steen), R 27 en 37 (Oestestraet), R 38 (Kerckstraet).
2) Den Haag. Algem. R.A., Leen- en Reg.kamer v. Holland. Inv.nr 55. fol 38.
3) Zeer merkwaardige naam! Hier moet "gou" een weg zijn, gelijk dat ook in een akkoord van
Wervershoof met Enkhuizen en Grootebroek het geval was, aangezien daarin gesproken wordt van:
"dicht ende hoog houden". (21 juni 1460. P. Noordeloos en Joh. Morsink. Geschiedenis v. d.
Polder Het Grootslag. Heiloo 1947, p.196.)