Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 39e bundel, pagina 122-123.
Uitgave: Historisch Genootschap "Oud West-Friesland", 1972.
Auteur: S. de Jong.
In de bundel
1971 heeft u reeds het een en ander over de geschiedenis van het Timmermansgildehuisje –
het nieuwe tehuis van het Historisch Genootschap – kunnen lezen. Nadat die tekst was ingeleverd
kwamen er echter bij de restauratie van het schilderwerk nog enkele gegevens tevoorschijn, welke een
ander licht wierpen op de oorspronkelijke indeling van de verdieping. Wat is het geval? Het noordelijkste
balkvak bezat een gedeeltelijke plafondbeschildering. De herkomt plaatste ons van het begin af aan voor
een raadsel. Tot dat na enig zoeken en meten bleek dat deze zoldervloerdelen overeenkwamen met (lees:
waren weggezaagd uit) het bredere midden-balkvak.
Bovendien ontdekten we dat de beschildering aan de zijkant van de balk rechts van de schoorsteen
doorliep tot de muur. Dat hield in dat pas bij een omstreeks 1790 gerealiseerde verbouwing de stookplaats
aan de zijgevel was geplaatst, met als gevolg de narigheid van het wegdrukken van deze zijgevel en de
daaruit weer voortvloeiende vervanging van de skeletstijlen met een halfsteensmuur door een
éénsteensmuur.
Was er daarvoor dan geen stookplaats geweest? Bij enig verder zoeken vonden we in de sporenkap bij de
nok aangeheelde onderbrekingen, die konden duiden op een schoorsteen-doorgang. Het is aan te nemen dat
men de stookplaats van 1790 heeft voorzien van een naar de nok en langs het dakvlak lopend rookafvoerkanaal.
Dat is dan in een later stadium gesloopt en vervangen door een rechtdoorgaand kanaal, zoals de nu
bestaande toestand aangeeft. Het gesloopte kanaal kan een gevolg zijn van de aanwezigheid van een
eerder op die plaats door de nok gaande schoorsteen, waar men op aan wilde sluiten. Hetgeen zou
betekenen, dat de eerdere stookplaats in het midden van de ruimte moet zijn gesitueerd: op de scheiding
van de in tweeën gedeelde ruimte.
|
Het is de vraag of deze redenering juist is. Een stookplaats uit die tijd was een schouw met schouwkap,
met een stenen achterwand welke de 'stam' werd genoemd - en een stenen vloer. Het gewicht van deze
gemetselde delen zou tot in de fundering moeten zijn opgevangen. We hebben naar deze fundering gegraven,
maar de gevonden resultaten bevestigen noch ontkennen de aanwezigheid er van. De nu aanwezige balklaag
van de verdiepingsvloer wijst niet op de aanwezigheid van een dergelijke oorspronkelijke stookplaats.
De balklaag kan evenwel ook in 1790 zijn vernieuwd. Door de vorm van de plafondschildering, met de
centrale rozet en als randschrift de tekst 'Al wat onder deese roos sal worden gesprooken dat moeter
nader sijn beloocken - anno 1635', moeten we aannemen dat er wel een piece-de-milieu is geweest. Dat
kan eveneens een kastenwand zijn geweest, waarvan het front nadien in een andere vorm en op een andere
plaats werd verwerkt. Bij de jongste restauratie zijn deze delen verwerkt tot een losse kast.
Het is echter moeilijk te veronderstellen dat de gildekamer geen stookplaats heeft gehad. Hoe de
oorspronkelijke situatie in werkelijkheid is geweest is helaas echter niet overtuigend terug gevonden.