Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Het Sint Joris-schuttersgilde in Hoorn (tot ca. 1700) (8/8)

Ordehandhaving, brandweer, representatie
Zelden heeft het stadsbestuur de schutters ingezet om de orde in de stad te handhaven; zoals in andere steden vaak gebeurde. De schutters stonden hier kennelijk te zeer aan de kant van het volk. De enige keer in de geschiedenis van Hoorn dat de stadsregering op het oproerige volk laat schieten (in 1619, bij het oproer naar aanleiding van de wegvoering van de Remonstrantse ds. Sapma) zijn het Engelse en Zwitserse huursoldaten van het garnizoen die het bevel daartoe krijgen.47 Tijdens de onlusten in het 'Rampjaar' (1672) volgden de schutters duidelijk de zachte lijn en gingen dan ook de baldadigheden, die het volk zich veroorloofde, nauwelijks tegen. Een plunderaar, die ze neer moesten schieten, kon gemakkelijk ontkomen doordat de geweren weigerden of de schutters misschoten. Het oproer liep vanzelf dood.47
Bij brand krijgt de schutterij op het eind van de 17de eeuw een speciale taak. Altijd al had er een zekere band bestaan tussen 'brandweer' en schutterij. Zo lag het voor de hand dat 'brandmeesters' (48 in getal) en - sinds 1529 - 'hoofdmannen' uit de schutterij werden aangewezen. In 1691, bij de invoering van slangbrandspuit, werd de indeling van de stad in vier wijken (die voor de requirering van de schutterij al langer bestond), ook ten behoeve van de brandweer toegepast. In iedere wijk werd één spuit gestationeerd. De bediening van deze spuiten zal echter niet altijd aan schutters zijn opgedragen. Dit was 'specialistenwerk', dat bovendien veel tijd in beslag nam. Hiervoor wees de stadsregering in de eerste plaats mensen aan die al in overheidsdienst waren (zoals bier- en korendragers). Ook Doopsgezinden werd toegestaan de stad in plaats van met de wapenen bij de brandweer te dienen 'als klijn blijk van schuldige gehoorsaamheit'.49 Wel werd toen van stadswege bepaalde personen uit de schutterij opgedragen om tijdens brand de orde te handhaven. In 1700 stellen burgemeesters zelfs aan de kapiteinen van de schutterij voor om 'ingevalle van brand of andere ongelegenhyd (dat Gode genadelick verhoede)' twee compagnieën, met uitzondering van degenen die 'so tot de respective brandspuijten als het utjtleveren (uitdelen) van de brandemmers behoren' naar de bedreigde plaatsen te dirigeren.50
Al in de Middeleeuwen had de schutterij een 'representatieve' taak. Sindsdien nam deze steeds verder in omvang toe. Bij officiële ontvangsten waren de schutters 'in de wapenen', deden de hoge bezoeker(s) in- en uitgeleide of zorgden voor de afzetting van de route en de bewaking. Bij Velius en Abbing vinden we hier vele voorbeelden van. Eén keer in het jaar - tijdens de Sint Laurensmarkt (in augustus) - was er een grote parade. De schutters 'trokken op', in groot tenue51en volledig bewapend. Ze hielden voor de burgerij schietoefeningen, waarvoor een onbeperkte hoeveelheid kruit van stadswege werd verstrekt. Na afloop werden ze getrakteerd op enige vaten 'best bier'.
Tot welke tijd deze traditie is terug te voeren weten we niet; waarschijnlijk is zij ontstaan in de 17de eeuw, toen - door de veranderde militaire situatie - ter verdediging van de stad niet meer geregeld een beroep op de schutterij behoefde te worden gedaan. Ook in andere plaatsen kende men een dergelijk openbaar optreden, bv. in Den Haag tijdens de Meikermis. De 'mars door de stad' moet al gauw ontaard zijn door de gewoonte van de burgers op verschillende punten van de stad 'liberalijk' wijn en bier te schenken. Hierdoor ontstonden wanordelijkheden en er kwamen zelfs ongelukken voor. In 1633 probeerde de magistraat hieraan door een officieel verbod een einde te maken. Tegelijk werd de schutters verboden uit het gelid te gaan om in een herberg of taveerne een glas te drinken. Tenslotte mochten ze 's avonds na de klok van 8 uur niet meer op de trommel slaan of hun musket op straat afschieten. Bepaald werd dat de boeten, opgelegd wegens overtreding van de keur, gestort moesten worden in de kas van de schutterij.52

Achttiende eeuw
De grote tijd van het Sint Jorisgilde is - als die van Hoorn - in de 18de eeuw wel voorbij. Ook de zelfstandigheid van het gilde (tegenover de broeders van Sint Sebastiaan) wordt dan kleiner. Samenwerking tussen de beide gilden was er altijd geweest. Al vroeg ook trof de stadsregering regelingen die voor beide gilden golden. Sinds het midden van de 17de eeuw vergaderden kapiteinen van Sint Joris- en Sint Sebastiaangilde tezamen en stelden ook tezamen hun resoluties op, voor de hele schutterij. In 1778 werd de laatste stap gezet: men ging over tot de vereniging van de beide Doelens en het beheer erover.
Het definitieve einde van het Sint ]orisgilde kwam in de Franse tijd. Een 'gewapende burgermacht' - Nederlandse versie van de Franse nationale garde (de naam werd in 1810 ingevoerd) - kwam ervoor in de plaats. De taken van de oude schutterij werden grotendeels overgenomen. Ook het gebouw, de Doelen aan de Achterstraat. Maar gebroken werd met tal van oude tradities. Na het herstel van de onafhankelijkheid keerde de schutterij in sterk veranderde vorm (ook uiterlijk) terug. Maar het Sint Jorisgilde herleefde niet.

H. A. van Vessem

Bennebroek, voorjaar 1980

47 Velius, pag 576.
48 C. A. Abbing, Geschiedenis der stad Hoorn, Vervolg op Velius' Chronyk, Hoorn 1842, pag. 129.
49 Zie mijn 'De brandweer in het oude Hoorn', in: Dagblad voor West-Friesland van 10 en 17 januari 1975.
5O Oud-archief Hoorn, inv. nr. 662.
51 Abbing, pag. 60.
52 Oud-archief Hoorn, inv. nr. 124.