De Oosterpoort gezien vanaf stadszijde.
In de tijd van de omvangrijkste omwalling van Hoorn, was de stad toegankelijk via vier stadspoorten.
Een vijfde (vroeger afsluitbare) nog steeds bestaande toegang over binnenwater, wordt door sommigen,
weliswaar niet geheel gespeend van enig pathetisch gevoel, de Hoornse waterpoort genoemd. De laatste
is in feite een vaarduiker door de omwalling heen even ten westen van de vroegere Koepoort. Zij vormde
toen een belangrijke vaarverbinding tussen het agrarische achterland van Hoorn en de stad zelf.
Van de vier echte stadspoorten rest alleen nog de huidige Oosterpoort, gesitueerd pal naast het
noordelijk taluud van de Omringdijk ter plaatse van de overgang van Kleine Oost naar de
Schellinkhouterdijk. Zijn voorganger, de Oude Oosterpoort, stond ongeveer 100m stadwaarts, juist tussen
het kruispunt Grote Oost/Kleine Oost/Zon en de Kleine Sluis met ophaalbrug. Het profiel van de zuidelijke
poortmuur van deze in 1818 gesloopte poort is gedeeltelijk nog herkenbaar in de kademuur. Dit bouwwerk
was in architectonisch opzicht een juweel in de laat-gothische bouwkunst met o.a. vier hoektorens
voorzien van ui-vormige helmdaken. De overige poorten waren de Koepoort ter plaatse van het Koepoortsplein,
gesloopt in 1871, de Noorderpoort, die toegang gaf tot het Kleine Noord en in 1850 is gesloopt en de
laatste, de Westerpoort, die de toegang bewaakte vanaf de Westerdijk ter hoogte van de kop Breed/Westerdijk
en in 1872 het lot van de slopershamer onderging.
Door de voortgaande ontwikkeling van het zwaardere geschut, nam de weerbaarheid van stenen
verdedigingswerken, zoals stadspoorten, navenant af. De klemtoon kwam toen meer te liggen op de toepassing
van verdedigingswerken bestaande ook uit aarden wallen en stenen onderdelen samen, zoals hier het opnemen
van bastions in een stadsomwalling.
Vanaf dit bastion kon de Schellinkhouterdijk met kanonsgeschut tot aan de Schelphoek bestreken worden.
De verbinding tussen bastion en Schellinkhouterdijk werd verbroken door het graven van het water van
de nieuwe vestingwal tussen het water van de Oosterpoortsgracht (Draafsingel) langs het ABC naar de
Zuiderzee. In de 19e eeuw werd de oorspronkelijke, rechtstreekse verbinding tussen Kleine Oost en
Schellinkhouterdijk echter weer hersteld. De hoofdvorm van het bastion is echter nog duidelijk herkenbaar.
De nieuwe poort werd niet gesitueerd in de as van de toegangsweg hoog op de dijk, maar lager pal
naast de dijk aan de noordzijde. Via een toenmalige houten poortbrug over de Oosterpoortsgracht (Draafsingel)
werd het verkeer over een nieuwe vervangende weg met een grote bocht richting de Schellinkhouterdijk
geleid.
De veranderde inzichten in (stads-)verdedigingswerken gingen gepaard met een verandering van funktie
van stadspoorten. Bij de Oosterpoort is weliswaar nog sprake van een verhoudingsgewijs fors bouwwerk,
maar gezien zijn constructievorm niet meer ontworpen als een zware verdedigingspoort. In essentie een
uiterst eenvoudig poortgebouw zonder (verblijfs-)ruimten bestaande uit twee relatief zware gebogen
langszijmuren, afsluitbaar aan de kopseinden door zware houten deuren in stenen omlijsting en slechts
afgedekt met een plat dak. Overige verdedigingsvoorzieningen, zoals weergangen en schietgaten ontbreken
eveneens. De basisvorm en constructie geven daardoor aanleiding te veronderstellen, dat de poort niet
meer zo zeer als verdedigingspoort werd gebouwd, maar eerder als plaats van controle over wie de stad
in en de stad uitgaat, het weren van landrovers en overig gespuis. Maar ook een plaats van heffing van
tol- en accijnsgelden.
Niet in het minst ook gold een stadspoort in die tijd altijd nog als teken van macht van en ontzag voor
de stad. Dank zij de grote aandacht voor ornamentiek en luxere materialen zo als natuursteen, is
niettegenstaande de eenvoudige basisvorm, de Oosterpoort voor Hoorn nog steeds één der
meest sprekende monumentale bouwwerken.
De Oosterpoort vanaf landszijde gezien.