Aanzicht voorgevel
De geschiedenis van het gewestelijk bestuur van Westfriesland en het Noord-Hollands Noorderkwartier
heeft ons twee belangrijke bouwwerken nagelaten: Het vergadergebouw op de Rode Steen, thans het Westfries
museum, en het Statenlogement, ook wel Statenpoort genoemd, op de hoek Nieuwstraat-Nieuwsteeg. De link
“Westfries museum”
van deze website verhaalt de geschiedenis van dit voormalige bestuursgebouw.
Nadat in 1573 de zeeslag op het Hoornse Hop de overwinning had opgeleverd voor de vloot van de Watergeuzen
en Prinsgezinden op die van de Spaanse vloot en daardoor de Spaanse overheid zijn gezag verloor in de
gewesten boven het IJ, lag de weg open voor het instellen van een eigen, vrij bestuur. Vooral op aandrang
van de Prins van Oranje werd vervolgens de gelegenheid benut een gewestelijk bestuur te vormen, weliswaar
binnen het Hollands Staatverband, dat zich het College van Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier
en Westfriesland noemde. Dit bestuur was samengesteld uit vertegenwoordigers van de zeven steden binnen
dit gebied, n.l. Alkmaar, Medemblik, Enkhuizen, Hoorn, Monnickendam, Edam en Purmerend. Hoorn werd
aangewezen als zetel van de bestuurssamenkomsten.
Nadat verscheidene lokaties in de stad als verblijfs- en logeerplaatsen voor de Gecommitterden hadden
gediend, werd het huidige Statenlogement voor hen vlak na 1613 het nieuwe, definitieve logeeronderkomen
tot aan de instelling van de Franse tijd in 1796.
De bouw vond plaats in twee fasen in de jaren 1613-1618 en maakte deel uit van het oorspronkelijke
terrein van het fraterklooster. Dit ging in 1429 over naar het naastgelegen St. Ceciliaklooster aan de
Nieuwsteeg. Van het gehele kloostercomplex resteert slechts de nu aanpandige gelijknamige kapel. In de
link “St. Ceciliakapel”
van deze website vindt u verdere gegevens betreffende deze kapel.
De in 1613 nog bestaande fraterhuizen op de hoek Nieuwstraat-Nieuwsteeg maakten plaats voor de eerste
bouwfase. Deze fase bestond uit het dwarsgebouw aan de Nieuwstraat met een haaks staarteind ter lengte
van 11,50m in de Nieuwsteeg.
De oorspronkelijke achtergevel van het staarteind is uitpandig nog herkenbaar aan de treden van de
trapgevel. Zij steken nog juist boven het dak van de aangebouwde verlenging van het staarteind in 1618
als tweede bouwfase. Deze verlenging bedraagt 16,50m en reikt tot 7m vóór het koor van
de Ceciliakapel.
De nu ingebouwde trapgevel aan de Nieuwsteeg van het staartdeel 1e fase
met
aansluitend het staartdeel van de 2e fase.
Uit stukken van de beheerder van de stedelijke financiën, de stadstresoriër, blijkt dat
de bouw van de eerste fase was opgedragen aan de Hoornse metselaar Pieter Cornelisz. en de Hoornse
steenhouwer Jan Jacobsz. Voor de tweede fase in 1618 was eveneens Pieter Cornelisz. als aannemer van
het metselwerk aangewezen, maar was Jan Eskens toen de steenhouwer. Als steenhouwers werden ook nog
Hendrick de Keijser uit Amsterdam genoemd als leverancier van twee stoepstenen langs de voorgevel.
Waarschijnlijk was Hendrick de Keijser ook de maker van het ontwerp van de Waag op de Rode Steen. Zie
de link “De Waag”. Een zekere Peter
Jansz. Leije leverde “seekere hartstenen”.
Over hoe en door wie het ontwerp van het Statenlogement tot stand is gekomen is echter weinig in directe
zin bekend. Het zou kunnen zijn door genoemde metselaar Pieter Cornelisz. in samenwerking met de
eveneens genoemde steenhouwer Jan Jacobsz. en de van Zwolle afkomstige steenhouwer Berent Gerritsz.
Over wie het ontwerp van het Statenpoortje als omlijsting van de hoofdtoegang aan de Nieuwstraat van
het hoofdgebouw heeft gemaakt, bestaat meer zekerheid. Waarschijnlijk zal dat eveneens Berent Gerritsz.
zijn geweest. Vermoedelijk zal er een samenwerkingsverband hebben bestaan tussen één der
toenmalige stadsfabriekmeesters, de steenhouwers en de stadsmetselaar.
Hoe het ook zij, de monumentaalheid in de vormgeving van de toen hoogtij vierende Hollandse Renaissance
of het Maniërisme, die zich uit door de aanwezigheid van een forse tweelingtrapgevel, gescheiden
door een eveneens rijkelijk geornamenteerde kleinere trapgevel als opzetstuk, een zandstenen toegangspoort
ruim voorzien van siermotieven en de toepassing van het uit geslepen steen bestaande metselwerk, alsmede
de overige zandstenen versieringen verdeeld over de oppervlakte van de gevel, straalt een representiefheid
uit, die men kan verwachten bij de functie van logeer- en verblijfsplaats, het Statenlogement geheten,
ten behoeve van leden van het hoogste gewestelijke gezag.