Johannes Post speelde een belangrijke rol in het
verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij werd op 16 juli 1944 in Overveen
gefusilleerd. (foto WFA)
Dankzij de tomeloze inzet van dominee Frits Slomp gaat in 1957 in een van de 'boetjes' aan de Bontekoestraat de 'Christelijke School voor ULO' van start. Na jaren van afzien in deze schamele huisvesting betrekt de school een fraai gebouw aan de Johannes Poststraat en gaat daar verder onder de naam 'Johannes Post School'. Met invoering van de Mammoetwet in 1968 verandert de naam in 'Johannes Post MAVO'.
Als kleine school is de Johannes Post MAVO voor veel
ouders een aantrekkelijke optie. De school blijft dan ook groeien. De ruimtenood
die al snel ontstaat, wordt aanvankelijk opgelost met het bijbouwen van een
lokaal en het plaatsen van diverse noodlokalen. Nieuwbouw laat lang op zich
wachten. In 1984 verhuist de school naar een nieuw gebouw aan de Gording in de
Kersenboogerd.
De Johannes Post MAVO weet zich lang te handhaven als
categorale school, maar eind jaren 90 wordt het met de komst van het vmbo
duidelijk dat er voor kleine scholen geen toekomst is. In 1999 fuseert de
Johannes Post MAVO met Scholengemeenschap Tabor.
Tot de financiële gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs in de grondwet van 1917 hadden katholieke en protestants-christelijke scholen het moeilijk. Het oprichten en in stand houden van een school zonder substantiële subsidie van gemeente of Rijk was nauwelijks op te brengen. Voortgezet onderwijs op confessionele grondslag kwam in Hoorn voor de Tweede Wereldoorlog dan ook nauwelijks van de grond. De stad kende alleen een katholieke ulo, die in 1918 van start ging. Een katholiek lyceum kwam er pas in 1947 en het protestants-christelijke volksdeel kreeg pas eind jaren vijftig zijn eigen ulo.
In de negentiende eeuw zijn op de lagere school de
volgende vakken verplicht: lezen, schrijven, rekenen, vormleer, Nederlandse
taal, aardrijkskunde, geschiedenis, kennis van de natuur en zingen. Daarnaast
mogen scholen extra onderwijs bieden in een of meer van de volgende vakken:
levende talen, wiskunde, landbouwkunde, gymnastiek, tekenen en handwerken voor
meisjes. Scholen die van deze mogelijkheid gebruik maken, tellen vaak meer dan
zes leerjaren. Zij bieden 'meer uitgebreid lager onderwijs' (mulo).
Deze vorm van lager onderwijs voorziet in een behoefte
en begint zich steeds meer te ontwikkelen tot een onderwijsvorm in het verlengde
van de gewone lagere school. Onderwijzers aan scholen voor mulo organiseren zich
in verenigingen, die zich onder meer bezighouden met de opzet van landelijke
eindexamens. De eerst mulo-examens, waaraan overigens een beperkt aantal scholen
deelneemt, worden afgenomen in 1907.
Gemeenteschool no. 3 aan de Draafsingel telt negen
leerjaren en biedt 'meer uitgebreid lager onderwijs'. In 1921 worden de drie
hoogste klassen verzelfstandigd tot de Gemeentelijke ULO. (foto WFA)
Het mulo als vervolgonderwijs krijgt een wettelijke
basis als in 1920 een nieuwe Wet voor het lager onderwijs wordt aangenomen: 'Het
uitgebreid lager onderwijs, voor zover het geheel of gedeeltelijk uit openbare
kassen wordt bekostigd, wordt gegeven in scholen met ten minste drie
achtereenvolgende leerjaren, aansluitende aan het zesde leerjaar ener school
voor gewoon lager onderwijs.'
In deze wet ontbreekt het woordje 'meer' bij het
'uitgebreid lager onderwijs'. Vanaf de invoering van de wet per 1 januari 1921
is de officiële naam voor deze onderwijsvorm dan ook 'ulo'. De term 'mulo' is
echter zo ingeburgerd dat deze ook in gebruik blijft. De examens worden tot de
invoering van de Mammoetwet in 1968 georganiseerd door verenigingen van
mulo-leraren. Leerlingen van ulo-scholen ontvangen aan het einde van de rit een
mulo-diploma.
ULO-leerlingen die geslaagd zijn voor hun examen
ontvangen een MULO-diploma
Nog voor de nieuwe Lager-onderwijswet van kracht wordt, gaat in oktober 1918 in een verbouwd herenhuis aan Onder de Boompjes de RK MULO St.-Aloysius van start. Het eerste jaar telt de school iets minder van veertig leerlingen, verdeeld over een voorbereidende klas (vergelijkbaar met de zesde klas lagere school) en een eerste klas mulo.
De katholieke St. Aloysius MULO aan Onder de Boompjes,
opgericht in 1918. (foto WFA)
Niet lang daarna krijgt Hoorn ook een openbare ulo. In 1921 besluit het college van B en W het openbaar lager onderwijs te reorganiseren in overeenstemming met de Lager-onderwijswet van 1920. Een van de veranderingen is dat de leerjaren zeven, acht en negen van Gemeenteschool No. 3 aan de Draafsingel met ingang van 1 september 1921 worden omgevormd tot een zelfstandige, gemeentelijke school voor ulo. Niet lang daarna krijgt de nieuwe school een eigen gebouw aan de Johan Messchaertstraat no. 3.
De Gemeentelijke ULO krijgt al snel een eigen gebouw
aan de Johan Messchaertstraat (foto WFA)