We lopen het Kleine Noord nu af in de richting van het Grote Noord. Direct rechts om de
hoek van het Breed (huisnummer 1?) zit een gevelsteen in de gevel verstopt.
Huisnummer 29?
'hier stond In de jonge Tobyas'
Op de prent is Tobyas te zien die een vis vangt. Een engel kijkt van bovenaf mee. Tobit
is blind doordat hij vogelpoep in zijn ogen heeft gekregen. Hij heeft geld geleend dat
zijn zoon Tobyas naar de eigenaar terug moet brengen. Een engel wijst hem de weg en is
erbij als hij een grote vis vangt. De engel zegt hem de vis mee naar huis te nemen.
Thuis blijkt dat de gal van de vis dient voor de genezing van Tobits' ogen.
Tobit anders genoemd Tobias
Het is verwarrend, zowel de vader als de zoon heten Tobias. Het is een apokriefe vertelling.
Tobit, zijn vrouw Anna en zoon Tobias zijn heel gelovig.
Het begint met het feest van Pinksteren en er is een feestmaal bereid. Tobit zei tegen
Tobias: "Ga heen ,en breng mede wie gij vinden zult van onze broederen, die gebrek heeft
en des Heren gedenkt, en ziet, ik zal op u wachten". Maar Tobias komt met slecht nieuws
thuis: "Vader, én uit ons geslacht ligt verworgd en geworpen op de markt".
Tobit brengt de overledene in een zeker huis, at daarna in treurigheid zijn maaltijd en na
zonsondergang begroef hij de overledene. Omdat hij toen onrein was, sliep hij buiten bij de
muur van de voorplaats en hij wist niet dat er mussen in de muur waren.
"En mijn ogen opgedaan zijnde, zo wierpen de mussen hete mest in mijn ogen, en daar kwamen
witte schellen op mijn ogen en ik ging tot de medicijnmeesters, maar zij hielpen mij niet....."
De blinde Tobit kon verder niet werken en werd door Anna onderhouden, die met handwerk van
wol loon verdiende en een bokje ten geschenke kreeg. Maar Tobit, dacht dat Anna daar niet
eerlijk aan gekomen was en had wroeging en berouw van zijn slechte gedachten en bad tot god.
Tezelfdertijd had Sara, een dochter van Raguël, het ook moeilijk. Zij was al aan 7 (!)
mannen uitgehuwelijkt, maar voordat de huwelijksnacht aangebroken was, had Asmodeüs, de
boze geest, die bruidegommen gedood. Zij was eniggeborene en als zij zou sterven zonder
kinderen na te laten had haar vader Raguël geen erfgenaam en Sara bad tot god om zich
over haar te ontfermen.
"En het gebed dezer beiden werd gehoord voor de heerlijkheid des groten Gods. En Rafaël werd uitgezonden om deze twee te genezen: namelijk om de witte schellen van Tobias' ogen af te doen, en om Sara, de dochter van Raguël, aan Tobias de zoon van Tobias tot een vrouw te geven, en Asmodeüs de boze geest te binden, aangezien het Tobias toekwam haar tot een erve te verkrijgen."
Vader Tobit had nog geld tegoed en zoon Tobias moest dat gaan halen helemaal in Medië,
waar Sara woonde. Hij moest een reisgenoot zoeken, die tegen betaling hem kon vergezellen.
"En hij ging heen om een man te zoeken, en hij vond Rafaël, welke was een engel, maar hij
wist het niet."
Tobias (de vader) vraagt hoe de metgezel in spé heet en deze zei: "Ik ben Azarias, de zoon
van de grote Ananias, een uwer broederen." Zij komen tot een loon overeen.
Tot groot verdriet van Anna gaat Tobias haar enig kind op reis en ze is bang hem nooit meer
terug te zien.
De mannen gingen op reis en tegen de avond kwamen zij aan bij de rivier de Tigris.
"En de jongeling klom neder om zich te wassen, en een vis schoot op uit de rivier. En hij
wilde de jongeling verslinden. Maar de engel zeide tot hem: Grijp de vis aan. En de
jongeling vatte de vis en wierp hem op het land. En de engel zeide tot hem: Snijd de vis
in stukken, en neem het hart, en de lever, en de gal, en leg ze weg om te bewaren."
Dat deed Tobias en de rest van de vis werd gebraden en opgegeten en zij reisden verder.
"En de jongeling zeide tot de engel: Azarias, broeder, wat is van het hart, en de lever,
en de gal van deze vis?
En hij zeide tot hem: Wat het hart en de lever betreft, indien iemand gekweld wordt van de
duivel of boze geest, moet gij roken die voor die man of die vrouw, en hij zal niet meer
gekweld worden.
En bestrijk met de gal een mens, die witte schellen heeft op zijn ogen, en hij zal genezen
worden".
Aangekomen in Medië zegt de engel, dat ze ter herberg zullen gaan bij Raguël en dat hij
zal vragen of Sara Tobias tot huisvrouw gegeven zal worden. Maar Tobias heeft gehoord,
dat er zeven mannen zijn omgekomen in de bruidskamer van Sara en hij vreest voor zijn
leven en hij is de enige die zijn ouders kan begraven.
De engel stelt hem gerust. En dat hij zich geen zorgen om de duivel moet maken.
"Want deze zelfde nacht zal zij u tot een vrouw gegeven worden, en als gij ingaat in de
bruidskamer, zo zult gij as nemen van het reukoffer, en zult daarop leggen van het hart
en van de lever van de vis, en zult roken. En de duivel zal het ruiken en zal vluchten,
en zal in alle eeuwigheid niet wederkomen."
"En als zij nu het avondmaal geëindigd hadden, zo brachten zij Tobias tot haar. En als
hij ging, dacht hij aan de woorden van Rafaël, en nam de as der reukofferen, en legde
het hart en de lever van de vis daarop en maakte rook. En als de duivel de reuk rook,
zo vlood hij naar de bovenste delen van Egypte, en de engel bond hem daar."
Toen ze bij elkaar waren, stond Tobias op van het bed en sprak een gebed "Beveel dan
dat men mijner ontferme, en dat ik met haar samen oud mag worden. En zij zeide met
hem Amen. En zij sliepen beiden de nacht over."
Tobias mocht niet meer weg van Raguël en de bruiloft moest nog gevierd worden en het
geld moest nog gehaald worden in Ragis bij Gabaël, die ook op de bruiloft moest komen.
"En Tobias riep Rafaël, en zeide tot hem: Azarias, broeder, neem met u een jongen, en
twee kemels,...en haal mij het geld."
Zo geschiede. Rafaël en Gabaël kwamen met de verzegelde geldzakjes op de bruiloft en
Tobias zegende zijn vrouw.
Ondertussen waren Tobit en Anna zeer ongerust of hun zoon ooit nog terug zou komen en
"des daags nu at zij niet, en des nachts hield zij niet op haar zoon te bewenen".
Tobias verzocht zijn schoonvader hem te laten vertrekken naar huis.
"En Raguël stond op, en gaf hem Sara zijn vrouw, en de helft van zijn goederen, slaven
en beesten, en geld."
Edna, zijn schoonmoeder, hoopte dat het haar gegeven zou worden, dat zij Tobias'
kinderen zou zien uit Sara haar dochter. Tobias en zijn gezelschap reisde totdat zij
kwamen te Nineve.
Rafaël stelde voor om vooruit te reizen en Tobias moest de gal van de vis in de hand nemen.
Anna zat op de uitkijk en zag de mannen aankomen en ging het snel aan Tobit zeggen.
Toen liep ze naar haar zoon toe, viel hem om de hals en "zij weenden beiden".
Rafaël had Tobias verteld, dat zijn vader de ogen zou openen. "Strijk gij de gal in
zijn ogen, en als het hem bijt zo zal hij ze wrijven, en de witte schellen uitwerpen,
en hij zal u zien."
"En Tobias kwam uit naar de deur en stiet zich daaraan; doch zijn zoon liep hem tegen,
en greep zijn vader; en streek de gal op de ogen zijns vaders, zeggende: Heb goede
moed vader; en als zij gebeten waren, wreef hij zijn ogen, en de witte schellen werden
afgepeld van de hoeken zijner ogen. En ziende zijn zoon, viel hij aan zijn hals, en
weende en zeide: Geloofd zijt gij, o God."
Tobias vertelde zijn vader de dingen die in Medië gebeurd waren en Tobit liep zijn
schoondochter tegemoet tot aan de poort van Nineve. Iedereen die het maar horen wilde
vertelde hij, dat God zich over hem had ontfermd. Sara was meer dan welkom en
"de bruiloft van Tobias werd zeven dagen lang gehouden met vreugde."
De man die met Tobias meegereisd was moest nog betaald worden. Tobias wilde hem de
helft geven, dat hij had meegebracht.
Nu onthulde de man zijn ware identiteit en dat God hem gezonden had om Tobit en
Sara te genezen.
"Ik ben Rafaël, een van de zeven heilige engelen, die de gebeden der heiligen voor
God brengen..."
"Al deze dagen ben ik door u gezien, en heb noch gegeten noch gedronken, maar gij
hebt een gezicht daarvan gezien. En nu dankt God, want ik klim op tot degene, die
mij gezonden heeft, en schrijf al wat geschied is in een boek. En zij stonden op,
en zagen hem niet meer. En zij prezen openlijk de grote en wonderlijke werken Gods,
hoe de engel des Heren door hen gezien was."
En zij leefden nog lang en gelukkig, want Tobit was 58 jaar oud toen hij het
gezicht verloor en na 8 jaar werd hij weer ziende en deed aalmoezen. Hij werd
zeer oud en riep zijn zoon en zes kleinzonen bij zich. De profeet Jona had voorspeld,
dat Nineve verwoest zou worden en Tobias moest naar Medië gaan met zijn gezin.
Toen Tobit dat gezegd had, "begaf hem de ziel op het bed. En hij was honderdachtenvijftig
jaren oud."
Tobias begroef zijn vader "en als Anna, zijn moeder, gestorven was, zo begroef hij die
bij zijn vader. En Tobias met zijn vrouw en kinderen vertrok naar Ecbatana, tot Raguël,
zijn schoonvader."
Hij kwam tot een goede ouderdom en begroef zijn schoonouders en erfde hun goed en het
goed zijn vaders Tobias. Hij stierf in Medië op de leeftijd van 127 jaar en had eer hij
stierf vernomen van de ondergang van Nineve.