Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 14e bundel, pagina 220-221.
Uitgave:
Historisch Genootschap "Oud West-Friesland", 1940.
Auteur: J. Roselaar.
Door een complex van ongewilde omstandigheden is vorig jaar in den Bundel nauwelijks aandacht geschonken
aan een gebeurtenis op het gebied van het conserveeren van bestaand Westfriesch stedeschoon, die toch
niettemin van de meest mogelijke importantie mag worden geacht, met name het opleveren van de geheel
gerestaureerde Noorder- of Vrouwekerk aan het Kleine Noord te Hoorn. Hoe belangrijk uit eenig oogpunt
menige restauratie van oudheden in ons gebied mag zijn, de hierboven genoemde zal in belang vele achter
zich laten.
Het behoort niet aan ons, thans in den breede op deze zoo goed geslaagde restauratie in te gaan. Het
zou zijn het komen met mosterd na den maaltijd. Maar wel kan een aanmoediging worden geplaatst, dit
eenig in Hoorn nog overgebleven aan zuivere Gothiek herinnerende bouwwerk eens met een bezoek te
vereeren en het (van buiten en zoo mogelijk van binnen) eens te beschouwen. Deze kerk, in eersten
aanleg (een houten gebouw) in 1426 gesticht, moet, na verschillende bijbouwingen, in 1519, dus nog
een eeuw voor de z.g. „gouden tijd” voltooid zijn. Het bijzonder statige, Calvijnsch-eenvoudige
interieur spreekt van een opvatting, welke in haar vasthouden aan strenge sobere lijnen het bijna
Gothisch-volmaakte nadert. Zeer bijzonder voor den op aardigheden azenden leek is het buitengewoon
sterk „geerende” front aan het Kleine Noord, dat het aantal zuilen op de afperkingen
der beide zijbeuken ongelijk in getal maakt. Zinrijke spreuken treft men op verschillende plaatsen,
boven de ingangen, op de klokloodenkast en op andere plaatsen, zooals op de grafsteenen, waar het
treffende, flegmatieke, fatalistische:
Laat hem loopen,
Wien loopen lust!
Mijn tijd is verloopen!
Ik lig in rust!
ons even glimlachende ontroert. Een prachtig Gothisch orgeltrapje, overgebracht uit de verbrande
Groote Kerk, trekt ieders aandacht. Streng en prachtig in lijn is al het houtwerk, preekstoel, banken,
stoelen en koorhek. De armen- of „turf”kerk en het „pijplooze” orgel zijn
ieders belangstelling waardig.
Meer bijzonderheden willen we u niet geven. De restauratie is goed gelukt. Alle wetenswaardigheden, er
aan verbonden en het verslag van den zeer grooten voorarbeid, waarbij het bestuur van de Nederduitsch
Hervormde Gemeente en in het bijzonder de „oudheids-expert”, conservator aan het Westfriesch
Museum, de heer J. C. Kerkmeyer, een prachtig aandeel hebben gehad, zijn in druk verschenen en ze zullen
den op bijzonderheden gestelden liefhebber niet teleurstellen. Maar wij voor ons kunnen u raden: bezoekt
de diensten al was het, om eens binnen te zien of belt den concierge, met gerechte voldoening zal men
u het resultaat van den gepresteerden arbeid toonen.
Deze werkers tot het behoud van oud Westfriesch stedeschoon onze warme hulde!