Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Katholiek Hoorn in de achttiende eeuw (7/7)

Compromis

Nadien bleven twisten van enige omvang te Hoorn voorkomen tussen priesters en vooraanstaande leken. De uitslag laat echter zien dat de positie van de priesters sterker werd. Zij verloren niet 1anger, maar veel meer dan een compromis zat er overigens voor hen nog niet in. Het feit dat debrieven van Canel, die zo veel als een handleiding bevatten voor moeilijke situaties zo goed bewaard bleven is wat dat betreft trouwens een teken aan de wand. Canel overleed in 1740. De oud-bisschoppelijke Cleresie was toen al een bijna doodgeboren kind gebleken. Er hadden zich wel betrekkelijk veel priesters bij aangesloten maar de meeste gelovigen voelden weinig voor hun strenge opvattingen. Onaanvaardbaar was vooral dat binnen de Cleresie stemmen werden gehoord die alle rente woeker noemden. Daarmee konden alleen armen en schuldenaars van harte instemmen. Eindelijk konden de 'gehoorsaeme' priesters ten volle profiteren van het gematigder klimaat dat in het algemeen in de Republiek ten opzichte van niet-gereformeerden was gegroeid.
Weliswaar moesten voogden tot op het laatst als trait d'union tussen priesters en stadsoverheid optreden. Het archief bevat bijvoorbeeld een verzoek van Jan Bent uit 1767 om een hulpkapelaan voor de zieke pastoor van de Slijksteeg. Maar er zijn ook tekenen die wijzen op de erkenmng van pnesters als volwaardige burgers. Zo wees in 1777 Willem van Leersum, beheerder van de nalatenschap van wijlen Maarten de Haan, de pastoors van Nieuwe Noord en Slijksteeg bij contract aan tot zijn opvolgers als beheerders van het vermogen met recht van opvolging voor de pastoors die na hen zouden komen.36) De armbezorgers reageerden meteen met het dreigement een gerechtelike procedure tegen de wettigheid van genoemd contract te zullen voeren. Zíj waren immers de armenvoogden. De pastoors hadden zich op een terrein begeven dat het hunne niet was, het recht van de leken dreigde door een dergelijk precedent te worden aangetast. Tenslotte werd besloten tot een compromis teneinde de 'pieuse sentimenten van de testateur te eerbiedigen'. Behalve de pastoors zouden twee gecommitteerden van het college van armvoogden het vermogen beheren. De armvoogden stelden dus weliswaar hun belang veilig, maar de priesters hadden voor het eerst een stuk van de specifieke lekenmacht in handen gekregen.37) In de negentiende eeuw sloeg de weegschaal van de macht definitief over naar de kant van de priesters.
In 1795 kwam een einde aan de Republiek, in 1796 aan de bevoorrechte positie van de gereformeerde kerk. Voor de wet waren voortaan alle religies gelijk. Maar evenmin als de gelijkheid van het katholieke volksdeel nu meteen een feit werd - de verwerving daarvan kostte integendeel meer dan een eeuw - kregen Rome en zijn priesters één twee drie de macht binnen de vaderlandse katholieke kerk in handen. Een macht, die volgens Trente niet meer dan gewoon was. Pas in 1853 werd de bisschoppelijke hiërarchie hersteld. In de tussentijd stond de kathoheke kerk onder supervisie van 's konings minister van rooms-kathoheke eredienst. Ook het touwtrekken binnen de Nederlandse katholieke kerk tussen priesters en leken bleef voortduren zij het dat de priesters hun macht geleidelijk verder wisten uit te breiden.
Een 'mooi' voorbeeld van priesterlijke eigengereidheid en lekeninsubordinatie te Hoorn vormde de opheffing van de statie in de Slijksteeg (1828). Kort te voren was haar pastoor gestorven en blijkbaar had de kerkelijke overheid in overleg met de minister pastoor A.A. Steinbach van de andere wereldherenstatie om advies gevraagd over de suppressie van de Slijksteeg of had de laatste ongevraagd dat advies gegeven. Kwaadwilligheid van de zijde van de pastoor werd in elk geval algemeen aangenomen door de gelovigen van de Slijksteeg. Het lijkt ook niet onwaarschijnlijk dat Steinbach bekoord was geraakt door de mogelijke voordelen van de opheffing voor zijn eigen statie aan de Achterstraat. Die was namelijk in 1827 ingewijd ter vervanging van de bouwvallige schuilkerk aan het Nieuwe Noord. De verbouwing van wat eerder het arsenaal van Westfriesland en nog eerder - vóór de reformatie - de kloosterkerk van het Mariënklooster was geweest had veel geld gekost. De opbrengst van het pand aan de Slijksteeg plus een portefeuille met effecten - waarde ongeveer zesduizend gulden - konden ontstane tekorten dekken en de gelovigen van de Slijksteeg zouden automatisch aan de enig overgebleven wereldherenstatie toevallen. De pastoor kreeg wel het geld maar niet de gelovigen. Deze wendden zich vrijwel zonder uitzondering tot 'De Drie Tulpen'. Opnieuw wonnen de paters het van de wereldgeestelijken. Vijftig jaar later noteerde de toenmalige pastoor M.G. Scheefhals dat de mensen er nog schande van spraken dat de pastoor van de Achterstraat hun kerk onder hen vandaan had verkocht.38) Ook ten aanzien van de armenzorg kon de Hoornse geestelijkheid haar 'recht' zelfs na 1853 niet onmiddellijk waar maken. Pas in 1871 slaagde Scheefhals erin in plaats van het oude zelfstandige leken-armbestuur een parochiaal armbestuur onder zijn leiding in te stellen. Het rooms-katholieke wees- en armenhuis kwam nimmer onder de pastoor te ressorteren. In 1913 werd daarover zelfs geprocedeerd. De kerk verloor.
De opvatting in het begin van dit artikel vertolkt en door veel Nederlandse katholieken en niet-katholieken als vaststaand aanvaard, als zouden de priesters het in de rooms-katholieke gemeenschap altijd voor het zeggen hebben gehad, berust op een tekort aan memorie. Dat is niet geheel de 'schuld' van de leken. Het feit dat geen van hen kennis kon nemen van stukken zoals de brieven van Johannes Canel werd veroorzaakt door de priesters, die ongetwijfeld hebben geweten wat erin stond. L.J. Roozen, kapelaan van St.-Cyriacus in het tweede decennium van deze eeuw, was bijvoorbeeld zeer in de geschiedenis van zijn parochie geïnteresseerd. Hij werd ook al gauw lid van 'Oud West-Friesland'. De informatie van Canel kwam de geestelijkheid in een tijdperk van nagenoeg absolute priesterlijke macht echter slecht uit. Roozen stopte de brieven daarom weer ijlings weg in het archief, waarvan alleen de pastoor de sleutel bezat.39) Pas onlangs - en dat strekt de huidige Hoornse geestelijkheid tot eer - werd het archief in zijn geheel ondergebracht bij het streekarchief in het stadhuis.
Het is voortaan in principe voor iedereen toegankelijk.
Ten slotte nog dit. De toenemende leken'macht' in de katholieke kerk die wij heden meemaken - denk aan pastoraal werkenden, basisgemeenschappen, diakonaat - is 'normaler' voor de Nederlandse situatie dan men op het eerste gezicht zou denken.

Bovenkarspel, najaar 1985
drs. J.M.M. Leenders.

 

36 Contract d.d. 19 december 1777 getekend en opgemaakt 18 juli 1777 voor notaris Mr. Joan Groot.
37 Het vermogen De Haan omvatte drie huizen plus grond aan de Koornmarkt en aan de Lindegracht (twee), grond te Westerblokker en een effectenbezit van f 16315,-.
38 Liber Memorialis van de parochie van St.-Cyriacus, Caput. 1.
39 Roozen heeft er wel enige aantekeningen op gezet.