Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Nederlands Hervormde Kerk van Westerblokker

Het exterieur

Het schip
Het schip vormt een eenbeukige- of zaalkerk. De langsgevels zijn verdeeld in 6 traveeën. De zuidelijke langsgevel is gemarkeerd door pilasters. De kapiteeltjes van de pilasters eindigen in verkropte kapiteeltjes als onderdeel van de rijk geprofileerde kroonlijst. De kroonlijst vormt tevens de gootlijst. De hoeken van de driedelige kooromsluiting (oostelijke gevel)worden ondersteund door overhoekse pilasters.
Zowel de zuidelijke als de oostelijke (kooromsluitings-)gevels zijn uitgevoerd in schoon metselwerk in kruisverband met snijvoeg. De muurdikte van alle gevels is 38cm en de steenmaat is 21x10x4cm. Alle gevels zijn voorzien van een plint.
De noordgevel is veel eenvoudiger uitgevoerd en heeft een bepleistering in de trant van blokverband volgens het ½-steensverband. Niettegenstaande de nogal middeleeuws aandoende vorm door vooral de aanwezigheid van steunberen, moeten we ervan uitgaan dat ook deze muur dateert van de bouw van 1830 en 1864. Zeker is dat het muurgedeelte van de twee oostelijke traveeën en die van de kooromsluiting van 1864 zijn, daar zij op een geheel nieuwe fundering van dat zelfde jaar zijn gebouwd. Onderzoek door plaatselijke profielboringen in de muur of verwijdering van de pleistering kan zekerheid verschaffen over nog eventueel aanwezige muurgedeelten of metselwerk van de gothische kerk. De muurdikte is in ieder geval gelijk aan de andere gevels, maar het blijft merkwaardig, dat de zuidgevel geen steunberen kent en de noordgevel wel.
De steunberen hebben één verjonging of sprong. De gevel wordt niet zoals bij de andere beëindigd met een kroonlijst, maar met een ojiefprofiel, waarin de gootbak is opgenomen. Verder zijn er geen versieringen aan de gevel aangebracht. De gevel met zijn eenvoudig uitgevoerde steunberen, de bepleistering en verdere afwezigheid van ornamentiek, straalt hierdoor wel een veel grotere eenvoud uit dan de rijkere en fijnere behandeling van de zuidelijke en oostelijke gevelvlakken.

Aanzicht noordelijke gevel.
Aanzicht noordelijke gevel.

Of er bouwtechnische of financiële oorzaken aan dit verschil ten grondslag liggen is niet bekend. Het kan zijn, dat men hiermede op bouwkosten heeft trachten te besparen, gezien de armlastige positie van de kerkelijke gemeente toentertijd met op de achtergrond wellicht de gedachte achter de kerk wonen, althans destijds, toch geen mensen. Trouwens, een dergelijk verschijnsel doet zich ook wel voor bij andere Westfriese kerken. Ook bij de Oosterblokkerse St. Pancratiuskerk is het metselwerk aan de dorpszijde (zuidzijde) rijker behandeld. Ook hier lag de dorpszijde het meest in het zicht en ook hiervandaan kwamen de meeste kerkgangers.
Tegen de muur tussen de steunberen van de middentravee is de boven het maaiveld uitkomende gemetselde rechthoekige toegang, voorzien van een hardstenen afdekplaat met akergat (emmergat) en deksel zichtbaar van een ondergrondse gemetselde hemelwaterkelder.
In de meest westelijke travee van de zuidgevel bevindt zich de hoofdtoegang. De eenvoudige dubbele deur ervan met in elk deel drie panelen is opgehangen in een kozijn met ionische pilasters en hoofdgestel zonder fronton in neo-classicistische trant.

De hoofdtoegang met hek van 1883.
De hoofdtoegang met hek van 1883.

Het jaartal 1883 op het hek.
Het jaartal 1883 op het hek.

In het noord-oostelijke deel van de driedelige kooromsluiting bevindt zich een eenvoudige klampdeur. De noord- en zuidgevels hebben rondboogventers met ontlastingsbogen in gele steen. In de kooromsluiting spitsboogvensters met eveneens de ontlastingsbogen in gele steen. Het oostelijke geveldeel van de kooromsluiting is echter een blindvenster(dichtgezet).
De vensters zijn van gietijzer en dateren van de bouwperiode van 1864 als produkt van de bloeitijd van de gietijzerindustrie als onderdeel van de z.g. industriële revolutie. Het zijn 16-ruiters met in het boogvlak de West-Nederlandse vorktracering.
Boven de hoofdtoegang en in de twee meest westelijke traveeën van de noordelijke gevel bevinden zich echter kleinere gietijzeren ramen met één horizontale rij van 4 ruiten en een boogveld zoals die van de grote vensters. Onder elk van de kleine gietijzeren vensters van de noordelijke gevel is een houten negen-ruitsschuifvenster aangebracht.

De kap
In dezelfde muur ter hoogte van de kap bevindt zich nog een dichtgezette (gemetselde) toegang tot de toren.
De beschoten kapconstructie is samengesteld uit zeven ogyfspanten volgens het gotische principe, alsmede uit twee halve van de kooromsluiting. De spanten rusten op gebonden dekbalkgebinten, waarvan de stijlen halverwege de muren op Bentheimer zandstenen kraagstenen (consoles) rusten. De halve spanten van de kooromsluiting rusten op grote, ojiefvormige kraaghouten(consoles) in renaissance trant. De onderdelen van de gebinthoeken zijn opvallend bewerkt met snijwerk in neo-classicistische trant.
Bij de nieuwbouw van 1830 zijn de oorspronkelijke ogyfspanten en ogyfbinten herbruikt. Dit is o.a. herkenbaar aan de getrokken middeleeuwse telmerken.
Doordat de twee ogyfspanten, waarschijnlijk dus nog de middeleeuwse, van de twee meest oostelijke traveeën (het koor) en de twee halve ogyfspanten van de kooromsluiting een geringere overspanning hadden moesten deze vervangen worden wegens de verbreding in 1864 van het smallere deel van het schip.
Bij de verbreding in 1864 van het schip, ter plaatse van de twee oostelijke traveeën en het koor, zijn de spanten nrs. 5, 6, 7 en 8a en 8b inderdaad vervangen weliswaar door grenen spanten. Ook de gehele dakconstructie daarboven (sporen en sporenspanten) is toen vervangen. Slechts de ogyfbint van spant 5 bleef behouden (zie tekening). In dit vervangen gedeelte zijn geen telmerken waargenomen, behoudens op de gehandhaafde ogyfbint. Aangezien de grote houtkever ofwel in de volksmond bonte knaagkever genoemd, niet of nauwelijks in grenenhout voorkomt ontbreken dan ook in het vervangen gedeelte de z.g. gifpatronen als bestrijdingsmiddel tegen deze insekten. Wegens hun verwoestende vraatzucht in 't bijzonder in eiken zijn deze patronen wel in de eiken constructiedelen (onvermijdbaar zichtbaar) aangebracht.

Een aantal der gebinten in het schip.Van voren naar achteren gebinten 4, 5, 6, en 7.
Een aantal der gebinten in het schip.Van voren naar achteren gebinten 4, 5, 6, en 7.

De onderdelen met telmerken zijn niet in logische telvolgorde herplaatst. De huidige telmerken van de ogyfbinten 1 t/m 5 op onderstaande tekening tonen de getrokken telmerken aangegeven op onderstaande tekening van de langsdoorsnede van de kerk. Mogelijk dat de oorspronkelijke (eiken) ogyfbinten 6 en 7 ook nog aanwezig waren tijdens de periode 1830 en 1864 en die getrokken telmerken droegen die 6 en 7 zouden kunnen voorstellen. Echter, de huidige grenen, die deze eiken ogyfbinten in 1830 of in 1864 vervingen tonen deze niet.

Opmetingstekening in langsdoorsnede kerk.
Opmetingstekening in langsdoorsnede kerk.

Er resteert nog slechts één gotische trekbalk n.l. van gebint nr. 1 als een strijkgebint tegen de torenmuur. Dit gebint heeft echter nog één gotische gebinthoek en wel aan de noordzijde tegen de torenmuur. Het sleutelstuk daarvan toont een peerkraal met riemprofiel. Van de gebinthoek van de zuidzijde is alleen het korbeel nog oorspronkelijk. Dit korbeel heeft het gezaagde telmerk geldende voor 2.

Het enige oorspronkelijke korbeel, als onderdeel van het strijkgebint tegen de toren.
Het enige oorspronkelijke korbeel, als onderdeel van het strijkgebint tegen de toren.

In 1822 is de leidakdekking vervangen door pannen, dus nog vóór de nieuwbouw van 1830. Welk soort vervangende pan toen gebruikt is, is niet met zekerheid bekend. Het is mogelijk, dat het de Friese pan is, die herbruikt zou kunnen zijn in de nieuwbouw van 1830. Het waren toen nog maar 8 jaar oude pannen. Het zou dan de gesmoorde (grijze) platte Friese pan kunnen zijn geweest, welk type nu nog op de kap van de kooromsluiting van 1864 ligt. De plaats van de koningsas of -spil van de nok en de kepers van de dakschilden van het koor wordt gemarkeerd met een op één van zijn hoeken staand vierkant siersmeedelement. Het overige deel van het schip is thans gedekt met zwart geglazuurde, oud-hollandse pannen. Wanneer die zijn aangebracht is onbekend.

Het sierelement ter plaatse van samenkomst van nok en koorkepers.
Het sierelement ter plaatse van samenkomst van nok en koorkepers. Friese pannen op de dakschilden van koor.

De kap boven de ogyfgebinten.
De kap boven de ogyfgebinten.