Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 24e bundel, pagina 114-139.
Uitgave: Historisch Genootschap "Oud
West-Friesland", 1957.
Van ouds was de Westfries een rijmelaar. Hij maakte zijn "gedichten" zelf. Getoonzet op algemeen
bekende wijzen vormden ze een onmisbaar onderdeel van bruiloften, verjaardagen en verdere huiselijke
feesten. Al naar hun aard werden ze evenzeer gezongen op de kermis, bij het dansen en dergelijke
gelegenheden.
Men zong graag en veel. Geen genoeglijke samenkomst of er moest gezongen worden, al was het in de
herberg of bij de barbier. Het kost maar weinig verbeeldingskracht, een Westfries gezelschap te
zien zitten, hetzij in de huiskamer, hetzij aan de bruiloftsdis, compleet met witte kousen, zwarte
pakken, pijp en tabaksdoos, de vrouwtjes met de propere hul of met "kap en dek". Het zal er wel
genoeglijk zijn toegegaan; jammer dat er geen grammofoonplaten of bandopnamen van zijn
overgebleven ....
Men kende talloze liedjes uit het hoofd en wist ze op verschillende populaire muziekinstrumenten
te begeleiden. Toch lag het voor de hand, dat er behoefte ontstond, de liederen te bundelen. Dit
gebeurde dan ook. In "liedtboekjes" werden uitgebreide verzamelingen samengebracht en zo ontstond
een onuitputtelijke bron voor de hedendaagse literatuurstudie van de 16de tot de 19de eeuw.
Cultuurhistorisch zijn de liedboeken van grote waarde. Ze waren de uiting van een culturele
behoefte aan samenzang. De boekdrukkunst was uitgevonden, het volk had leren lezen; het liedboek
deed zijn intrede. In ongekunstelde taal, voor een ieder begrijpelijk, nam het zijn plaats in
onder de literaire zowel als de algemeen culturele uitingen van het volk.
Wij, 20ste eeuwers, kunnen uit de liedboeken inzicht krijgen in het leven van die tijden, het
leven in al zijn vormen. Luchthartigheid, zinnelijkheid, sentimentaliteit, tonelen uit het
dagelijks leven, vrome godsdienstzin, lyrische ontboezemingen, alles komt er uit naar voren. De
boekjes werden uitgegeven voor iedere beurs, van eenvoudig en primitief tot luxueus bewerkt,
gebonden in schildpad en met zilver versierd. Op partijen van aanzienlijken werden ze de gasten op
zilveren presenteerbladen aangeboden. Waar jongelui feestelijk bijeen waren, hadden ze steevast
hun liederboekje in de zak. De uitgever van een 17de eeuws liedboekje schreef in zijn voorrede,
dat hij het formaat zo klein had gehouden "achtende hetselve het bequaemst ende het ghevoeglyckst
te wesen om in de sack hier en daer mede te draghen, als ghylieden soete byeenkomsten en
vergaderinghen houdt".
In Noord-Holland was men op het gebied van de liedboeken zeer sterk. Daarbij onderscheidden de NoordhoIlandse liedboeken zich door een speciaal model; ze werden zeer klein gehouden en moesten, wilden ze het gewenste aantal liederen bieden, dus een groot aantal bladen bevatten. Deze liedboekjes, veelal "Mopsjes" genoemd 1), waren vooral in de 17e en de 18de eeuw in West-Friesland algemeen in gebruik.
1) Waarschijnlijk naar de herder Mopsus. die in de herderspoëzie veel voorkwam.