Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn; functies en perspectieven (3)

De opkomst van Hoorn als centrum van geestelijk leven vindt zijn erkenning in de vestiging van de Proost van Westfriesland aldaar uit Medemblik in 1418.

In 1426 kiest Hoorn in de Hoekse en Kabeljauwse twisten na aanvankelijke neutraliteit de Kabeljauwse zijde (5) en omwalt zich in hetzelfde jaar aan de landzijde. De wal loopt even beoosten de tegenwoordige Westersingel, langs de Veemarkt, de Turfhaven en de Slapershaven.

Na 1435 schaden buitenlandse oorlogen onophoudelijk de handel, en in 1477 vangt een periode van rampen (6) aan, welke in de volgende 17 jaren de bevolking met 50% en de handelsvloot met 8070 doet afnemen (7).

De rust, die in de Nederlanden onder Philips de Schone hersteld wordt, doet onmiddellijk Hoorn opleven (8). In 1506 moet de marktruimte door afbraak van panden vergroot worden en de oude Doelenhaven uitgediept. De oorlog met Gelre en de Friezen maakt in 1508 een nieuwe wal noodzakelijk, nu ook aan de zeezijde, terwijl die aan de landzijde iets wordt uitgelegd, n.1. van de tegenwoordige Veemarkt langs Baanstraat, Koepoort, Vest en Modderbakken, zodat ook de kloostertuinen omsloten zijn (9). In 1510 wordt nog een inspringend saillant opgeruimd door Koepoort en Noorderpoort (op de plaats van de tegenwoordige Noorder Veemarkt) rechtstreeks met elkaar te verbinden.

In het midden der 16e eeuw heeft Hoorn zich van de tegenspoeden uit het eind der vorige eeuw hersteld. In 1521 wordt voor de herlevende scheepsbouw het Baadland ten oosten van de haven uitgegeven. In 1532 komt de havenverdediging tot stand, waarvan de Hoofdtoren nog over is. In 1561 wordt de Gouw tussen Grote Kerk en Blauwe Steen overwelfd en Nieuwstraat geheten. In 1576 vindt een kleine uitleg plaats, aan de oostzijde tot aan de Nieuwe Oosterpoort; daarbinnen wordt de Karperkuil gegraven.

In de eerste helft der 17e eeuw valt Hoorns grote bloeitijd met handel op de Oostzee, op de Middellandse Zee en op Oost-Indië, zoutvaart op West-Indië, "grote" en "kleine" visserij. Aan de landzijde heeft geen verdere uitbreiding meer plaats, maar aan de zeezijde kan men de bedrijvigheid nauwelijks bijhouden. In 1608 heeft ten zuiden van de Karperkuil havenuitbreiding plaats voor de werven van de V.O.C. (nu gedeeltelijk over in de Vluchthaven). In de jaren twintig en dertig van de 17e eeuw worden aangelegd de Baanstraat, de Italiaanse Zeedijk, de straat aan de Westerhaven, Achter op 't Zand, de Zeedijk van de Westerpoort tot de Gortsteeg en de Luiendijk.