Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Bibliotheek - Alle boeken (1893)   Gesorteerd op: Titel

Boeken en tijdschriften alleen ter inzage


 

Hoorn in 1813


Auteur
Kops, W.P.
Uitgever
Overdruk uit Gedenkboek 1813
Jaar
1913
Collatie
14 p.
Ex Libris
Harm Stumpel

 

Indien de afbraak van huizen mag worden gerekend als een der voornaamste kenmerken van het verval eener stad, dan kan men zonder overdrijving beweren, dat Hoorn's achteruitgang in den Franschen tijd haar toppunt bereikt had.

Zuchtte een dichterlijk inwoner in de dagen der inlijving bij het keizerrijk:
't Geboomt en 't geplant bedekt de ontvolkte straten,
Waar eens in blijder tijd, gebouw en woning stondt,
Waar nu 't verderf ten prooi en eenzaam en verlaten
Een bouwval zich verheft op schaars betreden grond . . . .

het was slechts de weerklank van hetgeen de Duitsche bezoeker van ons land, B.G. Niebuhr, opmerkte, toen hij in 1808 Hoorn doortrok en in zijn dagboek neerschreef: "wir sahen ein sichtbar verfallene stadt, voll verlassener Häuser, von denen an den Mauern schon mehrere weggebrochen waren, ein Schicksal welches noch mehreren bevor zu stehen schien (1). Rapporteerde de onder-prefect van Alkmaar, dat in Hoorn en Enkhuizen geheele straten waren afgebroken; klaagde de kroniekschrijver Klaas Van Voorst, dat, daar vele burgers met geen mogelijkheid in staat waren hunne verpondingen op te brengen, hunne huizen van stadswege werden verkocht: wij hebben naast ons liggen de lange lijsten der aanvragen aan de stadsregeering tot amotie der huizen, welke bijna, zonder uitzondering werden toegestaan, waaruit blijkt, dat o.a. in 1812 ongeveer 120 aanvragen werden gedaan en in 1813 ruim 70< (2). En onder die aanvragers vinden wij niet alleen de namen van den minderen man, maar van de aanzienlijkste families der stad, Carbasius, Merens, Messchaert, Houttuijn enz. enz.
Geen der talrijke documenten in die dagen geeft een duidelijker beeld van den financieelen achteruitgang van stad en burgerij dan het adres der heeren Cromhout en Van Foreest, namens den raad der stad Hoorn, aan koning Lodewijk over de toenemende verarming der stad; immers daarin werd op onweerlegbare wijze aangetoond, hoe de opheffing van de collegies van gecommitteerde raden en der admiraliteit, der kamers van de W.I. en in 't bizonder ook van de O.I. Compagnie, van de W.-Friesche munt eene eertijds "gegoede, ja rijke burgerij" het brood uit den mond genomen en "de Godshuizen met hun kinderen vervuld had aangezien deszelvs ouderen bij gemis aan werk geheel zijn verarmd", ja, hoe de bevolking in luttel jaren van ruim 12000 zielen tot nauwelijks 8000 was gedaald

 

pdf Bekijk of download de PDF versie (215.75 KB - Opent in nieuw venster)