Het Sint Joris-schuttersgilde in Hoorn (tot ca. 1700) (6/8)
De zeventiende-eeuwse schuttersstukken van Rotius in het Westfries museum, die waarschijnlijk niet (of niet alle) op het
St. Jorisgilde betrekking hebben, brengen ons slechts met een enkele kant van het leven van de schutters in Hoorn in
aanraking. Het zijn groepsportretten van officieren en onder-officieren in bet tenu dat bij feestelijke gelegenheden
werd gedragen. Over de dagelijkse bezigheden delen ze niets mee, evenmin als over het gezelligheidsleven. Alleen een
detail verraadt soms dat het op de bijeenkomsten vrolijk toeging!
Rotius
Zal Rotius er nog hebben geschilderd, zoals Saenredam in Haarlem deed? Zijn schutterstukken, de grote doeken die nu
in het Westfries Museum te zien zijn, maakte hij in ieder geval voor de grote zaal van het gebouw, waar ook de
vergaderingen plaats hadden en de befaamde schuttersmaaltijden werden gehouden.
30
Een enkele keer - bij slecht weer - werd er zelfs geëxerceerd. Al zijn ze - ca 1850 - uit hun 'natuurlijke' omgeving
weggehaald (eerst gingen ze naar het oude stadhuis, vervolgens - op één na - naar het Westfries Museum),
de schilderijen zijn onze aandacht meer dan waard. En dat niet alleen om hun artistiek niveau, de voorstelling brengt
ons dichter bij de schutters in de 17de eeuw dan menig archiefstuk. Niet in die zin dat de schutters van Rotius ons
veel vertellen over hun activiteiten. Ze hebben zich - ieder voor eigen rekening - laten portretteren en de schilder
heeft zich strikt aan zijn opdracht gehouden. Hij heeft de groepen 'losjes' opgesteld, tegen een nogal romantisch
aandoende achtergrond. We zien dus niet de realiteit: van het marcheren, exerceren, schieten of zelfs maar van het eten
en drinken!
Verder nemen we op de schutterstukken slechts 'de top van de ijsberg' waar, d.w.z. de enkele schutters (officieren en
onderofficieren) die een groot portret konden betalen. De kleding is het 'groot tenu' waarin ze bij feestelijke
gelegenheden 'optrokken'. De bewapening (musketten, partizanen, hellebaarden, degens) zal gedeeltelijk ook nog in
de praktijk dienst hebben gedaan. Maar in de eerste plaats hebben we op de schilderijen van Rotius de Hoornse schutters
voor ons, zoals ze - welgedaan en zelfverzekerd - genieten van de zwier van 'het andere leven', dat de schutterij voor
de meesten van hen betekende, trots op hun positie binnen de stedelijke gemeenschap. Minder geposeerd is Rotius' grote
portret van de overlieden van Oude en Nieuwe Doelen.
31 Afgebeeld zijn vier kapiteins
van de schutterij, in hun functie van bestuurders van het gebouw, als het ware nog wat napratend na de vergadering.
De kastelein heeft zo juist het glas van een van de heren volgeschonken. Al weten we dat het schilderij op andere
regentenstukken is geïnspireerd, het gunt ons toch een blik in het verleden. Zo kan het zijn geweest.
We gaan bij het aanschouwen van Rotius' schuttersstukken twijfelen aan de militaire betekenis van de Hoornse
schutterij.
32 Die was in zijn tijd dan ook zo groot niet meer, deed door de veranderde
omstandigheden zelfs nauwelijks meer ter zake. Voor het laatst in 1521 - tijdens de oorlog van Karel V met Frankrijk -
waren de schutters op krijgstocht geweest.
33 Sindsdien waren ze nog slechts een
enkele keer buiten de stad ingezet. Bekend is hun actie in 1568 tegen het Geuzenvendel van Dirck Maertsz. van
Schagen.
34 Hoorn hield toen nog de zijde van de regering. Het optreden van deze
'wilde Geuzen' (die de bevolking probeerden mee te krijgen voor een algemene opstand) was echter van dien aard - vooral
de geestelijken hadden het zwaar te verduren - dat twee burgemeesters van Hoorn met een deel van de schutterij uittrokken
om de bende onschadelijk te maken. Bij de achtervolging waren de schutters bijzonder mobiel door het gebruik van ongeveer
20 wagens.
35 Dirck Maertsz. en 17 van z'n mannen werden - op de Zwaagdijk en in
Hauwert - gevangen genomen.
In 1573 (Hoorn was toen alom) zouden de schutters bijna hebben meegevochten in de slag op de Zuiderzee. De vendels die
op de oorlogschepen zouden meegaan waren al aangewezen, toen de plannen werden veranderd. Twee vendels soldaten die
in Hoorn in garnizoen lagen gingen aan boord, terwijl de schutters bleven. Men vond het beter, zegt Velius dat
'de
Burgers haer Stad bewaerden'.36 Zolang het Noorderkwartier gevechtsterrein was
waren de schutters in voortdurende staat van paraatheid om een onverwachte vijandelijke aanval af te slaan. Toen - onder
Maurits - de strijd zich naar andere delen van het land verplaatste, was de militaire taak van de Hoornse schutterij
zo goed als ten einde. Alleen nog in 1672 stonden de schutters klaar om de stad en zelfs - buiten de muren - het
vaderland te verdedigen.
30 B. J. A. Renckens, De Hoornse portretschilder J. A. Rotius, in: Kunsthistorisch Jaarboek, 1948 - '49, pag 195.
31 Renckens, pag. 213.
32 Op de volgende bladzijden is steeds van de schutterij in het algemeen sprake. Waar in de bronnen de taak aan de orde
komt wordt het Sint Jorisgilde immers niet afzonderlijk genoemd.
33 Velius pag. 218.
34 Hierover uitvoeriger in mijn Kroniek van Claes Baerntsz. nr. 71 (Dagblad voor West-Friesland, 4 maart 1977).
35 Velius, pag. 315.
36 Velius, pag. 392.