Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Vereniging Oud Hoorn - Actualiteit

Uitspraak Raad van State   (28-04-2020)

Markermeerdijken

22 April 2020 is er een uitspraak gedaan door de Raad van State inzake de door de Vereniging Oud Hoorn en anderen uitgebrachte bezwaren. De door Oud Hoorn ingebrachte bezwaren treft u hier aan. 

Hieronder de reactie van de Raad van State op de ingebrachte zienswijze.:

 

62. Vereniging Oud Hoorn betoogt dat de wijzigingen aan de dijk, maar ook de in modules 2 en 3 aan te leggen oeverdijk, onderdeel moeten gaan uitmaken van het provinciale monument Westfriese Omringdijk.
62.1. De Afdeling overweegt dat deze aspecten niet worden geregeld in het projectplan, noch in één van de uitvoeringsbesluiten en daarom in de onderhavige procedure niet aan de orde kunnen komen.

63. Vereniging Oud Hoorn voert verder aan dat in het MER voorbij wordt gegaan aan de effecten die de dijkversterking zal hebben op de huidige landschappelijke waarden.
63.1. De Afdeling overweegt dat in hoofdstuk 4 van het MER deel B de effecten van de verschillende alternatieven op onder meer het aspect landschap staan beschreven. Verweerders hebben verder toegelicht dat in hoofdstuk 4 van het projectplan per module de belangenafweging staat beschreven die ten grondslag ligt aan het gekozen voorkeursalternatief van het ontwerp voor de dijkversterking. Gelet hierop mist het betoog van Vereniging Oud Hoorn feitelijke grondslag.


64. Verder betoogt Vereniging Oud Hoorn dat het "Beeldkwaliteitsplan Westfriese Omringdijk" (hierna: het Beeldkwaliteitsplan) en de "Leidraad Landschap en Cultuurhistorie" (hierna: de Leidraad) ten onrechte niet zijn betrokken bij de vaststelling van het projectplan.
65. De Afdeling stelt vast dat in paragraaf 9.1.3 en paragraaf 9.1.4 van het projectplan is ingegaan op het "Beeldkwaliteitsplan Westfriese Omringdijk" en de "Leidraad Landschap en Cultuurhistorie". Gelet hierop mist het betoog feitelijke grondslag.

Module 1
66. Vereniging Oud Hoorn voert verder aan dat het in module 1 gelegen stuk dijk tussen de schouwburg Het Park en het Visserseiland na de dijkversterking herbekleed dient te worden met Noordse stortstenen, omdat daarmee de ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht behouden blijven en dat het projectplan daar ten onrechte niet in voorziet.
66.1. Uit paragraaf 4.3.1 van het projectplan volgt dat in module 1 de dijk ter plaatse zal worden versterkt met een buitenwaartse berm, inclusief een kruinverhoging.
In paragraaf 4.2.2 van het MER deel B staat dat de huidige dijk in module 1 een ongeleed karakter heeft, dat wil zeggen dat de dijk (als geheel) geen historisch profiel heeft. Dit is een gevolg van een in het verleden plaatsgevonden hebbende brede binnendijkse ophoging. Het buitentalud is minder gewijzigd en heeft daardoor zijn min of meer historisch karakter behouden. De gekozen oplossing in module 1 maakt het huidige buitentalud minder herkenbaar. Daar staat tegenover dat de kruinverhoging het dijklichaam als zodanig beter herkenbaar maakt. Wel weer negatief is het verdwijnen van de Noordse steen op het buitentalud. Omdat de dijk aan de buitenkant wordt versterkt, de binnendijkse historische bebouwing op enige afstand staat, en het dijkprofiel door eerdere ingrepen als geheel een weinig historisch karakter heeft, is er minimaal effect op het beschermd stadsgezicht. Het totaaleffect op de historisch geografische waarden is licht negatief, aangezien de versterking wel een aantasting van het buitentalud inhoudt. Het andere onderzochte alternatief, zin de vorm van het verflauwen van het buitentalud met een minimale kruinverhoging, heeft eveneens tot gevolg dat de Noordse steen op het buitentalud verdwijnt.
Uitspraak 201810151/1/R1 80
66.2. In paragraaf 4.2 van de Rapportage cultuurhistorie staat dat de dijk in module 1 behoort tot de Westfriese Omringdijk. Kenmerkende waarden van het provinciaal monument in deze module zijn:
- het dijktracé. Het profiel is echter aan de binnenzijde niet historisch waardevol, vanwege de eerdere brede ophoging tot vrijwel kruinhoogte aan de binnenkant;
- historische steenbekleding;
- overgangszone binnen- en buitenkant.
De gekozen oplossing heeft de volgende effecten op de kenmerkende waarden van het provinciaal monument:
- het dijktracé: de versterking verstoort het tracé/profiel van de Westfriese Omringdijk vrijwel niet;
- historische steenbekleding: de historische steenbekleding wordt niet teruggebracht in de gekozen oplossing;
- overgangszones aan binnen- en buitenkant: het buitentalud wordt minder herkenbaar en de overgang van de dijk naar het open water wijzigt enigszins. De verbrede berm heeft een negatief effect op het historisch buitentalud.
66.3. Niet in geschil is dat de bekleding van de dijk met Noordse steen in onder meer module 1 deel uitmaakt van de beschermde monumentale waarden van de Westfriese Omringdijk. Verweerders hebben toegelicht dat in module 1 een versterkingswijze is gekozen, waarbij het nodig is de buitenbekleding te verwijderen. Noordse stenen zijn uit natuurlijk materiaal en verschillen onderling in formaat en gewicht. Een deel daarvan voldoet niet aan de technische eisen voor waterveiligheid. Dat maakt dat maar een deel van in het bijzonder grotere stenen opnieuw kan worden gebruikt als dijkbekleding in de situatie na de dijkverbetering. Ook is het terugplaatsen van Noordse steen kostbaar in vergelijking tot het aanbrengen van een nieuwe steenbekleding, omdat dit handwerk betreft, uit te voeren door daarin gespecialiseerde vakmensen. Naar het oordeel van de Afdeling hebben verweerders in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan het belang van het terugbrengen van de Noordse steen op drie locaties in modules 4, 12 en 15, dan aan het belang van het terugbrengen van deze steenbekleding in module 1. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat deze locaties drie markante kapen betreffen, waar een dijkbekleding, bestaande uit Noordse steen, anders dan in module 1, cultuurhistorisch en esthetisch van grote betekenis is, ook vanwege de beleving ervan vanaf de dijk en het water. Verweerders hebben er verder op gewezen dat uit kaart 1, behorende bij de omgevingsvergunning in samenhang bezien met de in de omgevingsvergunning opgenomen voorwaarde 2.A.2 volgt dat in module 1 Noordse steen zal worden hergebruikt. Dit gebeurt onder meer ter geleding en verfraaiing van de dijkbekleding van betonzuilen in het buitentalud en de buitenberm. Op plekken waar de Noordse steen niet terugkomt als dijkbekleding, komt een nieuwe steenbekleding die in aanblik en uitstraling past bij de oorspronkelijke bekleding van de Markermeerdijken, aldus verweerders.
Gelet op het voorgaande en nu uit het MER deel B volgt dat de dijk in module 1 aan de buitenkant wordt versterkt, de binnendijkse historische bebouwing op enige afstand staat en het dijkprofiel hier door eerdere ingrepen als geheel een weinig historisch karakter heeft, hebben verweerders zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het beschermd stadsgezicht.
Uitspraak 201810151/1/R1 81
Het betoog faalt.

68. Vereniging Oud Hoorn betoogt dat thans zowel ter plaatse van de Galgenbocht als ter plaatse van andere bochten vanaf de dijk een weids en onbelemmerd uitzicht aanwezig is op de binnenstad van Hoorn en het Hoornse Hop. Zij vreest dat dit uitzicht door de aanleg van het stadsstrand zal worden aangetast. Daarbij wijst zij erop dat op het stadsstrand hoge beplanting kan worden aangebracht, dat in de toekomst ter hoogte van de Galgenbocht een paviljoen zal worden gerealiseerd en dat op verschillende locaties van het stadsstrand parkeervoorzieningen zijn voorzien.

68.1. Uit paragraaf 4.3.2 van het projectplan volgt dat in module 2 de dijk ter plaatse zal worden versterkt door een oeverdijk. Als meekoppelkans wordt de oeverdijk in zijn geheel ingericht als stadsstrand. Het stadsstrand komt te liggen tussen de schouwburg en de Galgenbocht. De fiets- en wandelverbinding maken deel uit van het stadsstrand. De oeverdijk wordt zodanig aangelegd dat verschillende voorzieningen (waaronder sportveldjes, speelplekken en steigers) hier een plaats kunnen krijgen. Op het binnentalud van de oeverdijk is ruimte voor een parkeerterrein.

 In paragraaf 9.1.4 van het projectplan staat dat de historische dijk op een deel van het traject
Uitspraak 201810151/1/R1 83
binnen het plangebied gespaard zal blijven, omdat ter hoogte van het Hoornse Hop een oeverdijk wordt aangelegd. De openheid blijft bestaan, omdat de brede lage oeverdijk zodanig is vormgegeven dat men er overheen kijkt vanaf de huidige kruin van de dijk. Hierdoor blijft het zicht op de stad Hoorn en het zicht op het open water van het Hoornse Hop behouden.

Uit paragraaf 10.2.1 van het projectplan en paragraaf 6.8.1 van de ruimtelijke onderbouwing, welke deel uitmaken van de omgevingsvergunning van 31 oktober 2018, volgt dat bij de schouwburg ongeveer 250 en bij de Galgenbocht ongeveer 120 permanente parkeerplaatsen zullen worden aangelegd. Deze zullen zich aan de uiteinden van het strand bevinden. In het tussengebied komen nog zo’n 130 parkeerplaatsen die alleen zullen worden gebruikt op piekdagen. Deze locaties van de aldus in de omgevingsvergunning voorziene parkeerplaatsen zijn ook gevisualiseerd op pagina 13 van het door Peutz opgestelde rapport "Stadsstrand te Hoorn, onderzoek naar geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer" en op pagina 13 van het rapport "Stadsstrand Hoorn. Verkeerskundig advies" van december 2016, welke rapporten deel uitmaken van de verleende omgevingsvergunning.
68.2. In paragraaf 4.3.1 van het MER deel B staat dat module 2 in een karakteristieke bocht van het Hoornse Hop ligt en vanaf de dijk een wijds uitzicht over het Markermeer biedt. De Galgenbocht vormt een markant uitzichtpunt (kaap).
In paragraaf 4.3.2 van het MER deel B staat dat de bestaande dijk geheel behouden blijft bij het realiseren van de oeverdijk. Er is dan ook geen aantasting van de karakteristieke vorm en continuïteit van de dijk. De context van de dijk wordt echter sterk aangetast. De oeverdijk vormt een nieuw element in open water en verkleint schaal en maat van het Hoornse Hop. Aan de dijk blijft een smalle strook water over waardoor de herkenbaarheid van de dijk als waterkerend element aan het water niet meer aanwezig is. De beleving verandert vooral doordat de oeverdijk zorgt voor een veel grotere afstand tot het open water. Voor dat open water is een brede strook zand te zien. Dit tast de beleving van het open water in sterke mate aan. De schouwburg ligt niet langer meer als een vooruitgeschoven post in het water aan een duidelijk herkenbare ruimte aan het Hoornse Hop. Er ontstaat een geleidelijke overgang bij het voorland en bij de strekdam wordt de baai, gezien vanaf de stad, in tweeën gedeeld.

68.3. Verweerders hebben ter zitting verklaard dat een eventuele realisatie van een strandpaviljoen op het stadsstrand geen deel uitmaakt van het dijkversterkingsproject en dat ten behoeve hiervan bij besluit van 31 oktober 2018 ook geen omgevingsvergunning voor afwijking van het vigerende bestemmingsplan is verleend. Indien de gemeente Hoorn in de toekomst een dergelijk paviljoen wenst te realiseren, dan zal hiervoor een aparte planologische procedure moeten worden doorlopen waartegen afzonderlijk rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. De Afdeling stelt vast dat de vraag welke soort beplanting op het stadsstrand zal worden aangebracht een uitvoeringsaspect betreft, hetgeen in deze procedure niet aan de orde kan komen.

De Afdeling stelt verder vast dat de relatie van de Westfriese Omringdijk met het Hoornse Hop, anders dan Vereniging Oud Hoorn veronderstelt, niet als beschermde waarde is genoemd in de redengevende omschrijving van de Westfriese Omringdijk. Verweerders hebben zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de realisatie van het stadsstrand met bijbehorende parkeervoorzieningen niet zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht op het Hoornse Hop en de binnenstad van Hoorn. 

De volledige tekst van de uitspraak treft u hier

 

 

Nieuwsarchief