Vanouds kwamen de boeren uit de omgeving naar Hoorn om er kaas te verkopen, maar ook groenten en
fruit. En al voor 1400 werd in Hoorn een ossen- en paardenmarkt gehouden. Vanuit Noord-Duitsland en
Denemarken werden in het voorjaar ossen aangevoerd om op de Westfriese weiden vetgemest te worden.
In het najaar werden ze dan op de markt verkocht voor de slacht. De ossenmarkt is tot 1605 in Hoorn
gehouden. In dat jaar werd de markt verplaatst naar Enkhuizen.
De koemarkt, die al eeuwenlang in Hoorn werd gehouden, bestaat nog steeds. Zo'n koemarkt is een typisch
Hoorns verschijnsel. De naam van de in de vorige eeuw gesloopte Koepoort wijst daar al op. Door deze
poort kwamen de boeren uit de wijde omgeving al in de middeleeuwen de stad binnen. De prachtige, met
veel beeldhouwwerk versierde poort werd in 1508 gebouwd als onderdeel van de verdedigingswerken rond
de stad. Men liep door deze poort zo naar de Rode Steen die nog eeuwenlang Koemarkt zou blijven, al
werden er ook allerlei andere markten gehouden.
Ook per schip werd veel vee van en naar Hoorn vervoerd. Dat gaf wel eens problemen, zoals in de winter
van het jaar 1657, toen in oktober al een strenge vorst inviel. Veel kooplieden raakten in moeilijkheden,
want de koeschepen konden drie maanden lang niet uitvaren omdat de haven was dichtgevroren. De runderen
moesten in de stad blijven en van het platteland moest hooi worden aangevoerd, waarvoor de boeren zich
vorstelijk lieten betalen.
In het begin van de negentiende eeuw werden in Hoorn zelfs drie beestenmarkten gehouden, op de laatste
donderdag van april, op de tweede en op de vierde maandag van november. De eerste najaarsveemarkt was
toen de grootste van Nederland. Zo'n 7000 koeien werden op deze markt aangevoerd. Op de gebruikelijke
plaatsen was nauwelijks genoeg ruimte voor alle beesten. Na het dempen van het Waaitje en een deel van
de stadsgracht bij het station kon de markt worden gehouden op het terrein aan de Veemarkt en de
Noorderveemarkt, zoals de nieuwe straatnamen luidden.
AFBEELDING(EN) ZIJN BINNENKORT BESCHIKBAAR =
Hierboven: Mie de visvrouw, die aan het begin van deze eeuw nog op hoge leeftijd haar karretje voorduwde
(Coll. W.F.H. Robat).
Daarnaast: De palinghandelaar Joh. Gerver was aan het begin van deze eeuw meestal aan de Westerdijk
te vinden, maar hij kon zijn vernuftige kraam ook naar de kermis verrijden. Dank zij twee fraaie
petroleumlampen kon zijn handel ook 'si avonds doorgaan (AWG).
Rechts: Op dit door F. Gardner getekende tafereeltje is een primitieve vorm van handel te zien, zoals
die eeuwenlang heeft plaatsgevonden, direct van het land naar de klant. De boeren en boerinnen moesten
vaak een heel eind lopen met hun mand kersen, hun kippen of een tonnetje boter (WFM).