Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed
Hoorns Biografisch Woordenboek (HBW)

Willem Karel, baron van Dedem (1839-1895)

Personalia

Willem Karel, baron van Dedem (1839-1895)

Geboren: 6 juli 1839 in Heerde (Gld)
Overleden: 3 april 1895 in Calcutta (Brits Indië)

Zoon van: Willem Karel Jan, baron van Dedem en Anna Philippina Catharina, barones Sloet van Hagensdorp

Burgerlijke staat: ongehuwd.

Opleiding:
- Rechten in Leiden, 1856-1861
- Inrichting voor Indische Land- en Volkenkunde in Delft, 1859-1861

Woonplaatsen in Nederland:
- Heerde
- Maastricht
- Venlo, 1853-1856
- Leiden, 1856-1861
- Delft, 1861
- ’s Gravenhage, 1891-1895
- Hoorn, 1875-1891

Adressen in Hoorn:
- Grote Noord 5/109 boven (in de jaren 30 gesloopt voor V&D-pand)
- Grote Noord 13 (nieuwe gevel 1879, na verhuizing Van Dedem)
- Breed 4/238 (even zijde bij Westerdijk, gesloopt)
- Kerkstraat 10, 1880-1891

Beroep:
- Ambtenaar in Semarang (Ned.-Indië), 1861-1862
- Advocaat in Semarang,1862-1873
- Burgemeester van Hoorn, 1875-1891
- Minister van koloniën, 1891-1894

Functies:
- Lid van de gemeenteraad in Hoorn, 1877-1889
- Lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland, 1880-1891
- Lid van de Tweede Kamer, 1880-1891
- Voorzitter van de Maatschappij van Landbouw, afd. Hoorn en Omstreken
- Bestuurslid van Vereniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Hollandsch Noorderkwartier, 1879-
- Voorzitter commissie van toezicht van West-Fries Museum, 1879-1891.
- Voorzitter van het Indisch Genootschap, 1881-1886
- Bestuurslid van de Zuiderzeevereniging, 1894-1895

Onderscheiding:
- Ridder in de Orde der Nederlandse Leeuw, 1891

Levensloop

Jonge jaren

Willem Karel van Dedem werd op 6 juli 1839 geboren op het landgoed Vosbergen bij Heerde (Gld). Zijn vader was officier bij de cavalerie en maakte bij dit legeronderdeel carrière. Dat betekende dat het hij met zijn gezin diverse malen moest verhuizen. Daardoor heeft Willem Karel in zijn jeugd o.a. in Maastricht en Venlo gewoond. Op zeventienjarige leeftijd ging hij rechten in Leiden studeren. Vanaf 1859 combineerde hij deze studie met een opleiding aan het instituut voor Indische Land- en Volkenkunde in Delft, bedoeld voor toekomstige ambtenaren in Oost-Indië. In 1861, het jaar van zijn afstuderen, vertrok hij inderdaad als ambtenaar daarheen. Een jaar later werd hij advocaat en procureur in Semarang. Na twaalf jaar in de tropen keerde hij naar Nederland terug, een reis die beduidend korter was dan de heenreis. Moest hij in 1862 nog om Afrika reizen, in 1873 kon dat door het Suezkanaal.

De spoorlijn

In 1875 aanvaardde Van Dedem de benoeming tot burgemeester van Hoorn. Hij was de eerste van buiten Hoorn in dit ambt. Hij volgde burgemeester De Vicq op, die om gezondheidsreden zijn ambt neerlegde. De stad telde toen 9.600 inwoners en het ging economisch niet voor de wind. Wel twintig procent van de inwoners was afhankelijk van steun. Vanwege geldgebrek waren drie stadspoorten afgebroken. Alleen de Oosterpoort was nog op het nippertje dit lot bespaard gebleven. De hoop was dat een spoorverbinding de economie zou doen opleven. Hier was al jaren voor gelobbyd. Van Dedem was nog maar een paar maanden burgemeester toen de stad het heuglijke bericht uit Den Haag kreeg dat de regering besloten had tot de aanleg van een spoorlijn van Amsterdam naar Hoorn en Enkhuizen. Onder burgemeester Van Dedem werden alvast voorbereidingen getroffen. In verband met de te verwachten toename van het verkeer besloot men de stadssingel bij het toekomstige station, het Waaitje en een deel van de Turfhaven te dempen. Men hoopte hiermee ook van de stankoverlast van de gracht af te komen. Een bijkomend voordeel was dat er meer ruimte voor de veemarkten ontstond. De bestaande Paardenmarkt kon worden uitgebreid en het Waaitje werd als veemarkt ingericht. Vanaf 1888 heten deze straten respectievelijk Noorderveemarkt en Veemarkt. In 1884 was het dan eindelijk zo ver: de spoorlijn vanaf Amsterdam was tot Hoorn klaar. Drie dagenlang waren er feestelijkheden. Voor het station werd een plantsoen aangelegd, een fraaie entree voor reizigers die naar Hoorn kwamen. Van Dedem sprak de hoop uit dat er in het stationsgebied statige gebouwen zouden verrijzen. In het jaarverslag over 1883 prees hij de in dat jaar gebouwde Groote Sociëteit in de Noorderstraat als lichtend voorbeeld. In 1937 is dit gebouw overigens al weer gesloopt. In 1885 was het traject naar Enkhuizen klaar en een jaar later kon ook nog de stoomtramlijn Hoorn-Medemblik in gebruik worden genomen. Van Dedem heeft als burgemeester niet meer meegemaakt dat Alkmaar per spoor te bereiken was. Van Dedem zag de toekomst van Hoorn niet als havenstad, maar als landstad in agrarisch gebied. Dat hij voorzitter van de Maatschappij van Landbouw afd. Hoorn e.o. werd, ligt dan ook in de lijn der verwachtingen. Hij was voorstander van de inpoldering van de Zuiderzee. Tijdens zijn bewind betuigde de gemeenteraad haar instemming met het plan de Gouwzee en het Hoornse Hop droog te leggen. Dat dit project de burgemeester ter harte ging blijkt uit het feit dat hij enige jaren na zijn burgemeesterschap bestuurslid van de Zuiderzeevereniging werd.

Arrondissementsrechtbank en Westfries Museum

Al vanaf 1820 dreigde de stad de arrondissementsrechtbank, die hier vanaf de Franse tijd in het Statencollege aan de Roode Steen gevestigd was, te verliezen aan Alkmaar. Tal van verzoekschriften tot behoud ervan had het stadsbestuur naar Den Haag gestuurd. Onder Van Dedem ondernam men nog een ultieme poging. Als argumenten werden de slechte bereikbaarheid van Alkmaar en de centrale ligging van Hoorn na inpoldering van de Zuiderzee aangevoerd. Het mocht niet baten: in 1877 viel het doek voor de rechtbank en kwam het Statencollege leeg te staan. Hoorn behield wel het kantongerecht. In 1874, dus voor de komst van Van Dedem hadden de rijksadviseurs voor monumenten van geschiedenis en kunst de stad verzocht een museum in te richten. Van Dedem, een goede bekende van Victor de Stuers, een van deze rijksadviseurs, was een groot voorstander van dit plan. Daar de gemeenteraad er in eerste instantie niets voor voelde, riep Van Dedem in 1876 zelf elf kunst- en geschiedenisliefhebbers samen, om met hun hulp tot oprichting van een museum te komen. Aanvankelijk kon men geen goede plek ervoor vinden. Een jaar later bood het leegstaande Statencollege uitkomst. Zo had het verlies van de Arrondissementsrechtbank toch nog een voordeel. De stad wist te bedingen dat het Rijk het gebouw, inclusief de onderhoudskosten, overnam en het museum daarin de bovenverdieping tot zijn beschikking kreeg. Het kantongerecht, tot dan toe krap behuisd in het Statenlogement, nam zijn intrek op de benedenverdieping. In 1879 ging de gemeenteraad akkoord en benoemde een commissie van toezicht op het museum, waarvan de burgemeester de voorzitter werd.

Gasfabriek

In 1882 nam de gemeente Hoorn de exploitatie van de hier gevestigde gasfabriek zelf ter hand. Deze overname was geen unicum, in den lande waren achtendertig gemeentes Hoorn voorgegaan. Het bleek een aardige bron van inkomsten voor de stad en de bevolking profiteerde er ook van, want de gasprijzen konden verlaagd worden. De gemeente investeerde verder flink in het onderwijs. Er werden twee nieuwe scholen gebouwd, in 1876 een aan de oostzijde van de Kruisstraat en in 1882 een school voor kostenloos onderwijs aan de Muntstraat.

Politieke functies tijdens burgermeesterschap

Vanaf 1851 was het burgemeesters veroorloofd zich als raadslid te laten kiezen. Van Dedem maakte hiervan in 1877 en 1883 gebruik. In 1889 zag hij hiervan af, omdat hij, net als veel ambtsgenoten tot de conclusie was gekomen, dat het onwenselijk was om beide functies te combineren. Ook zijn opvolgers hebben geen gebruik gemaakt van dit recht; hij was dus de laatste burgemeester die lid van de gemeenteraad is geweest. Voor het district Hoorn was Van Dedem afgevaardigde in de Provinciale Staten en in de Tweede Kamer. Hij hield zich vooral bezig met gewestelijke kwesties en koloniale politiek. In 1891 diende Van Dedem zijn ontslag in, omdat hij tot minister van koloniën was benoemd. In de zestien jaar van zijn burgemeesterschap was het inwonersaantal gestegen tot meer dan 11.000 zielen. Het stadsbeeld was danig veranderd, niet alleen in de buurt van het station: na de brand van de tweede Grote Kerk in 1878 hadden de protestanten een nieuwe kerk op het Kerkplein gebouwd en de katholieken in diezelfde periode aan het Grote Noord een kerk gebouwd met een beeldbepalende koepel. Ook na deze tweede fase van zijn loopbaan duurde de terugreis aanzienlijk korter dan de heenreis: gekomen per diligence of trekschuit, gegaan per spoor.

Minister van koloniën

Het ministerschap van baron van Dedem viel in de jaren van de Atjehoorlog (1873-1914), maar net in een fase waarin een betrekkelijke rust heerste. In de troonrede, die koningin-regentes Emma een paar maanden na Van Dedems benoeming uitsprak, maakte zij gewag van een onverminderde blokkade van de kust van Sumatra. Ook in Oost-Indië was men druk bezig met de aanleg van spoorwegen. In 1893 ondertekende minister Van Dedem het ‘Algemeen Spoorwegplan voor Java’ dat in de aanleg van verdere spoor- en tramweglijnen voorzag. Rond dat jaar kwamen op Oost-Java twee trajecten gereed die aansloten op bestaande spoorlijnen In 1892 werd de Ombilinmijn op Midden-Sumatra geopend en door de staat geëxploiteerd. De gedolven steenkolen waren een belangrijke energiebron voor de scheepvaart tussen de eilanden. In 1894 werd besloten als proef op het eiland Madura de opiumregie in te voeren, d.w.z. dat de detailhandel in opium in handen van de staat kwam. Hiermee wilde men o.a. het gebruik van opium ontmoedigen. Het eigenaardige is, dat de groothandel staatsmonopolie was en de staat hieraan flink verdiende. Van Dedem is nog geen drie jaar minister geweest, doordat het kabinet Van Tienhoven, waar hij deel van uitmaakte, in mei 1894 viel. De wetsontwerpen voor de reorganisatie en decentralisatie van het bestuur in Indië die hij gemaakt had, waren toen nog niet aangenomen. Zijn opvolger J.H. Bergsma heeft ze niet opnieuw ingediend.

Standbeeld J.P. Coen

In 1893 bezocht Van Dedem als minister van koloniën de stad Hoorn voor de onthulling van het standbeeld van Jan Pietersz. Coen. Het initiatief voor de oprichting hiervan was tijdens zijn burgemeesterschap in Hoorn genomen, maar een landelijk comité had het verder uitgewerkt. Van Dedem was een van de sprekers bij de onthulling. Net als de meeste tijdgenoten was Van Dedem trots op het koloniaal verleden en heden. Hij haalde de woorden van Jan Pietersz. Coen aan: ‘Daar is in Indië iets groots te verrichten’. Euforisch noemde hij de plek waarop het standbeeld stond, heilige grond. Hij was ervan overtuigd dat het beeld de eeuwen zou trotseren en had niet het flauwste vermoeden dat men binnen een eeuw anders daarover zou gaan denken.

Plotseling overlijden

In het najaar 1894 begon Van Dedem aan een studiereis naar Brits-Indië en Ceylon. Eind maart 1895 kreeg hij in Calcutta plotseling hoge koorts. Enige dagen later is hij daar overleden. Zijn graf in Calcutta is nog steeds aanwezig.

<i>Wapen Van Dedem</i>

Eerbetoon door tijdgenoten en herinneringen in Hoorn

Al tijdens het burgemeesterschap van baron van Dedem, in 1889, vernoemde De Hoornsche Stoomboot Maatschappij een nieuwe stoomboot, die bestemd was voor de veerdienst naar Amsterdam, naar hem, ‘Mr. W.K. Baron van Dedem’. In het jaar van zijn overlijden zorgde een landelijk comité voor een grafmonument in Calcutta. Een plaatselijke raadscommissie zamelde geld in voor een eenvoudig gedenkteken in Hoorn, dat geplaatst werd in het plantsoentje op de Ramen. Het wapen van Van Dedem is sinds 1905 te vinden op een glas-in-loodraam in de burgemeesterskamer van het toenmalige stadhuis, het Statenlogement, tussen die van andere burgmeesters die daar hun werkplek hebben gehad. De naam Van Dedem is in Hoorn vooral bekend door de naam Van Dedemstraat, een doorgaande straat ten noorden van de spoorlijn. De straat kreeg die naam in 1960, toen de doodlopende Slachthuisstraat verlengd werd tot de Koepoortsweg en het nieuwe St.-Jansgasthuis werd gebouwd.

Ter vermijding van onaangename associaties was een naamsverandering gewenst. Naar Van Dedems drie 19e-eeuwse voorgangers waren in 1957 al nieuwe straten in het Venenlaankwartier genoemd. Zijn naam was toen gesneuveld, omdat de vierde straat uit het bouwplan geschrapt werd. Toen het plantsoentje op de Ramen in 1972 voor parkeerplaatsen moest wijken, heeft men het gedenkteken verplaatst naar de Van Dedemstraat, bij de kruising met de Koepoortsweg.

Gedenknaald Van Dedem


Gedenknaald voor burgemeester Van Dedem in het Noorderplantsoen.

Vanaf 1991 bevindt het zich weer in de binnenstad, vlakbij de spoorlijn, waarvan hij de aanleg meegemaakt heeft, in een hoekje van het Noorderplantsoen dat in zijn tijd voor het station aangelegd is.

Bronnen:
- Baltus, J.M., 1989, De Hoornse gasfabriek nu definitief spoorloos verdwenen, Kwartaalblad O.H., jg. 11 nr. 3, p. 69.
- Brouwer, J., 1886, Verslag van den toestand van het West-Friesch Museum te Hoorn en van de verrichtingen der Commissie van Toezicht op genoemd Museum, WFM.
- De Koloniale Roeping van Nederland. De middelen van verkeer in Nederlandsch-Indië. De spoor- en tramwegen in Nederlandsch-Indië, 1930, p. 12.
- Fasseur, C, 2013, Bergsma, Jacob Hendrik (1838-1915), in BWN.
- Felius, H. van, en H.J. Metselaars, z.j., Noordhollandse Statenleden 1840-1919. p. 125,126.
- Hoogeveen, Leo en Arie van Zoonen, 2002, Twee eeuwen stadsbestuurders van Hoorn, p. 73, 226, 242-244, 448.
- Hoogeveen, Leo, 2001, Mr. Willem Karel baron van Dedem, 16 juli 1875 – 20 augustus 1891, niet gepubliceerd. Zie HDS.
- Leenders, Jos M. M., 2012, Hij komt van Hoorn, Hoorn tussen 1795 en 1914, p. 374, 555-566, 660-663, 737, 767-774.
- Molhuysen, P.C. en P.J. Blok (red.), NNBW, deel 1, 694.
- Mulder, T. R., 1966, Mr. Willem Karel baron van Dedem, toespraak, zie HDS.
- Pierson, N.G., 1895, Mr. W.K. baron van Dedem (6 juli 1839 - 3 april 1895). In De Gids, jg. 59, p. 461,462,465.
- Room, H.J., 1931, Vervolg op de Kroniek van Hoorn, p. 11, 22, 27-35.
- Saag, Bert van der, 1977, De opheffing van de Arrondissementsrechtbank, Tussen hoop en vrees: 1851-1875, en Heilloos, maar niet onverwacht! (1876-1877), Weekblad voor Westfriesland, 9-11-1977 en 23-11-1977.
- Velden, B.N. van der, 1937, De opiumregie in Nederlands Indië, p. 38, 39.
- Zoonen, A. van, 1993, Standbeeld Jan Pieterszoon Coen 100 jaar geleden ‘op heilige grond’ onthuld, Kwartaalblad O.H. jg. 15, nr. 2, p. 44-46.

Kranten:
- Enkhuizer Courant, 12-3-1879, 2-8-1882.
- WFNHC, 1-5-1889, 4-8-1895.

Archieven- Gemeentearchief Venlo, bevolkingsregister 1850-1861.
- RHCL, bevolkingsregister Maastricht, 20.096A, reg,nr. 24.
- Stadsarchief Delft, registratie ingezetenen, 0016.
- WFA, bevolkingsregister, 1701-14, reg.nr. 22.

Websites
- www.wikipedia.nl, 2021, Ombilinmijn.
- www.wikipedia.nl, 2021, Atjehoorlog.

Illustraties:
- Portret (lithografie Th.Pas, 1901), en wapen Van Dedem: Collectie WFM.
- Gedenknaald: Collectie VOH.

Samengesteld door Trudi Schrickx-Guinée, afgesloten 7-4-2021.